Peter De Wilde: ‘Het is vijf voor twaalf voor religieus erfgoed’
Peter De Wilde is bezield door erfgoed. ‘Ik geloof dat heel veel mensen connectie zoeken met een plek. Hoe ze thuis en zich goed voelen definiëren, valt vaak samen met elementen eigen aan een plek.’ Daar is zeker ook plaats voor religieus erfgoed. ‘Maar het is vijf voor twaalf’, luidt de administrateur-generaal van het agentschap Onroerend Erfgoed en Toerisme Vlaanderen de alarmbel. ‘Men moet ophouden met de verantwoordelijkheid naar elkaar toe te schuiven.’
'De fysieke toestand van ons erfgoed is belangrijk als we het willen doorgeven aan de toekomstige generaties, maar erfgoed is meer dan een dak of de pannen op dat dak.
Erfgoed gaat meer over wat het teweegbrengt bij mensen en de verhalen die ze eraan vasthangen.
Brits onderzoek naar de werking van de hersenen wijst uit dat we worden getriggerd door een herinneringswaarde van voorwerpen, bijvoorbeeld een trouwfoto of trouwring. De emotionele prikkeling en betrokkenheid is nog sterker als we geconfronteerd worden met plekken of een erfgoedelement op die plek. Dan is het onze collectieve verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor dat erfgoed; dat is des te belangrijker, omdat het deel uitmaakt van de identiteit van mensen en ze er een waarde aan toekennen. Neem de congregaties. Ze zijn indertijd gegroeid uit een antwoord op een maatschappelijke vraag. Zusters zaten in de zorg of broeders in het onderwijs. Zij deden dat vanuit een christelijke inspiratie. Mettertijd heeft de overheid hun taken ofwel overgenomen ofwel zwaar gesubsidieerd. Bijgevolg heeft de gemeenschap de oorspronkelijke maatschappelijke uitdaging voor een stuk ondervangen. Onze huidige westerse beschaving gaat er echter te gemakkelijk van uit dat de staat het overneemt en er geen inhoudelijk of ideologisch engagement meer mee gemoeid is. Dat is een vergissing.
Onze westerse beschaving is gebouwd op de wortels van het christendom en de joods-christelijke filosofie en religie.
De toekomstige generaties kunnen daar nog heel wat in vinden.
Maar wat nu?
Congregaties met ‘hun’ ziekenhuis of school naast de deur, schenken hun gebouwen aan die instellingen omdat dit het meest aanleunt bij hun oorspronkelijke opdracht. Dat is niet altijd het geval, en menige scholen- of zorggroep ervaart dat meestal waardevol erfgoed als een last, waarvoor dan ook weer subsidie nodig is. Het moet anders. Kijk naar de Sint-Godelieveabdij in Brugge. De zusters zaten in Gistel maar weken in de 17de eeuw voor de veiligheid uit naar de stad, waar ze aan dienstverlening voor de buurt deden om de noden te lenigen. De zusters zijn nu weg. Als je voor het gebouw een toekomst zoekt, moet je redeneren volgens de filosofie van de stichters en kijken welke diensten je kunt leveren aan de mensen in de buurt. Zo kom je tot andere oplossingen dan het zoveelste museum of bezoekerscentrum.
Je spreekt vaak over het ‘rentmeesterschap’ over erfgoed. Wat bedoel je?
Een rentmeester draagt zorg voor wat hem is gegeven en probeert het in minstens even goede toestand, liefst beter, door te geven. Het is zoals de parabel van de talenten. In de zorg voor onze omgeving en voor mekaar kregen we van de vorige generaties een aantal waarden mee waarop we verder bouwen. Het zou fout zijn ze in de koelkast te steken, er geen rekening mee te houden of, nog erger, ze af te breken in naam van god weet welke vooruitgangswaan.
Voor de buitenwacht lijkt de bevoegdheid voor erfgoed evenwel danig versnipperd. Er zitten stukjes bij Natuur en Bos, bij Toerisme Vlaanderen, bij Herita, bij Onroerend Erfgoed, de lokale besturen, de provincies …
Er zit veel verrommeling in ons erfgoedlandschap. We moeten rationaliseren, want mensen weten op den duur niet meer bij wie ze moeten zijn. In Vlaanderen zijn meer dan 70.000 items beschermd of staan op de inventaris: gebouwen, landschapselementen, varend erfgoed, orgels enzovoort. Slechts een klein deel ervan is in handen van de overheid, meestal omdat ze op het terrein optrad als oplosser van een probleem. Zo verwierf Toerisme Vlaanderen panden om scheefgegroeide of geblokkeerde situaties op te lossen. Zoals met de abdijsite van Herkenrode. Minstens even belangrijk is dat men niet alle gemeenschapszorg in handen van de overheid duwt.
Onderschat ook de rol niet van het individu en de private eigenaar.
Bovendien heeft Vlaanderen een sterke middenveld-traditie. Ondanks alle onheilsberichten over dat middenveld is er een nood bij mensen om zich te verbinden. De overheid moet die mensen en organisaties stimuleren. Ze hoeft niet alles zelf te doen.
Ook hier is de inzet van de vrijwilliger dus cruciaal?
Er is een wissel van de wacht bezig in vrijwilligersland, maar ook hoe men naar engagement kijkt. In tegenstelling tot vroeger is dat meer gefragmenteerd en occasioneel, en niet ingebed in een ruimere visie naar de toekomst. Als de naoorlogse generatie, die haar engagement meekreeg van thuis of uit traditie, uitsterft, is er geen nalatenschap meer.
Alle grote verhalen moesten destijds op de schop. De individualisering dreigt een woestenij achter te laten.
Er is geen gemeenschappelijk gedefinieerde fundering meer. Ook lokaal niet, in de meeste gevallen.
Wat is de plaats van het religieus erfgoed in dit alles?
Vlaanderen heeft meer dan 1.700 parochiekerken. We weten dat het kerkbezoek nog daalt. De kerkgebouwen, zeker de oude van voor 1800, zijn destijds niet exclusief voor de eredienst bedacht. Het waren veelal de enige stenen gebouwen met een dak waar de gemeenschap kon samenkomen om te vieren, te rouwen… We mogen ons niet verkijken op de louter architecturale waarde ervan maar moeten ons ook de vraag stellen welke maatschappelijke rol een kerk – die in Vlaanderen altijd in het midden staat – nog kan vervullen.
(Lees verder onder de foto)
Peter De Wilde: Welke antwoorden kan een kerk bieden op maatschappelijke vragen die vandaag relevant zijn? Veel religieus erfgoed is herbestemd of in het proces van herbestemming. Daar zijn soms miskleunen bij, maar vooral ook heel mooie voorbeelden die nog te weinig bekend zijn. De opmaak van de kerkenbeleidsplannen (verplicht tegen 2025, nvdr) stelt de lokale besturen en de kerkfabrieken voor de vraag: wat met ons kerkgebouw? Zowel wat de staat van het gebouw betreft, de energieprestatie enzovoort, als, minstens zo belangrijk, welke behoeftes en aspiraties de gemeenschap heeft rond het gebouw. Ik zou geen enkel kerkgebouw onttrekken aan de eredienst – dat is het terrein van de bisschoppen (lacht). Ik zou de religieuze functie, ook in potentie, aanwezig laten maar tegelijk vrij ruim gaan in het herformuleren van de maatschappelijke opdracht van het kerkgebouw. Daarvoor is het vijf voor twaalf.
Wat bedoel je?
De situatie is niet goed. Iedereen weet wat voor een ijsberg er op ons afkomt, maar het is zoals de Titanic: het orkest blijft spelen.
Ik maak mij echt zorgen over het opnemen van de verantwoordelijkheid voor die opdracht. Iedereen kijkt naar elkaar.
Men kijkt naar de Vlaamse overheid, die kijkt naar de lokale besturen, die kijken naar hun kerkfabrieken, die kijken naar elkaar en naar de bisdommen... Ook binnen de Vlaamse overheid wordt veel naar elkaar geschoven: het agentschap Binnenlands Bestuur neemt opdrachten op, het agentschap Onroerend Erfgoed, de Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), en dan is er nog PARCUM, het museum en expertisecentrum voor religieuze kunst en cultuur. Voor mij kan PARCUM de actor zijn om de rol voor het geestelijk erfgoed op te nemen, zoals Herita dat voor ander Vlaams erfgoed zoals kastelen doet. Alleen stel ik vast dat PARCUM daar niet toe komt.
Hoe komt dat?
Dat weet ik niet. Binnenkort spreek ik met de PARCUM-verantwoordelijken over die toekomst. PARCUM ontstond vanuit een ander tijdsgewricht, toen de zorg voor het roerende erfgoed vooropstond. Het ging om de vraag wat er met de inboedel van pastorijen en kloosters moest gebeuren. Dat probleem is niet weg. Het is nog erger dan vroeger.
Er verdwijnt momenteel van alles aan de lopende band.
Mijn hart bloedt als ik dat zie. Een nog grotere ijsberg is: wat met al die kerken?
Ontbeert het de kerkfabrieken dan aan expertise?
Vroeger zou ik zeker ‘neen’ gezegd hebben. Traditioneel zit er veel kunde en kennis bij de kerkfabrieken en hun vrijwilligers. Ook daar zal een wissel van de wacht gebeuren.
Heel wat kerkfabrieken sterven uit. Kennis, kunde en overlevering gaan verloren.
De nieuwe generaties zullen zich op een andere manier moeten oriënteren. De generieke kennis en dienstverlening moeten echter aanwezig blijven.
De dringendste bouwkundige noden kunnen bijvoorbeeld opgevangen worden via Monumentenwacht. Die is opgericht vanuit de gedachte dat investeren in preventie goedkoper is dan investeren in restauratie. Een waardevolle filosofie in het kader van dat rentmeesterschap. Door Monumentenwacht sterker te maken kunnen we de beheersmatige bekommernissen al een stuk opvangen. Maar het is vooral aan gemeenschappen zélf om te beslissen hoe ze de toekomst zien en welke rol hun kerkgebouw daarin zal spelen. De overheid moet zich daarin bescheidener durven opstellen, niet als een keizer-koster.