Homilie chrismaviering 2018
In deze viering vraagt de Kerk aan de priesters om hun priesterbelofte opnieuw uit de spreken. Dat doen ze in aanwezigheid van ons allen omdat ze midden tussen het volk staan en geroepen zijn om dienstbaar te zijn voor de specifieke taken van de Kerk: in de liturgie verkondigen ze biddend het Woord en brengen Christus zelf aanwezig in brood en wijn, in de verkondiging door catechese en onderricht verduidelijken ze wat het betekent als christen in de wereld te staan, in de diaconie, gesteund door de diakens en veel medewerkers, zetten ze zich in voor de armen, daklozen, vreemdelingen, vluchtelingen, samen met de gelovigen bouwen ze aan een hechte gemeenschap. Dit komt vandaag in ons bisdom sterk tot uiting door de verantwoordelijkheid die de gemeenschap opneemt voor de initiatiesacramenten in de parochies.
In het kader van deze initiatiesacramenten zeggen we dat doopleerlingen, mensen die zich voorbereiden op het vormsel of op het huwelijk niet bang hoeven te zijn. De vraag: “Zal ik het wel aankunnen?”, “Zal ik het volhouden?”, is een natuurlijke, menselijke vraag. De priesters hebben zich die vraag ook gesteld vóór hun priesterwijding. Maria stelde zich die vraag. Het antwoord van de engel was: “Schrik niet, gij hebt genade gevonden bij God!” Zijn wij ons daar voldoende van bewust?
De uitnodiging voor de sacramenten, doopsel, vormsel, huwelijk, priesterschap is een teken van Gods genade. We hoeven helemaal niet bang te zijn door God geliefd te worden, want daar gaat het om: Hij nodigt uit en van bij de start zegt Hij: “Wees niet bang”. Hij heeft ons gezalfd bij ons doopsel, vormsel, priesterwijding, maar niet enkel dat: Hij zendt ons zoals Hij Jezus zond: het Evangelie zegt dat de Geest des Heren over Hem gekomen is, Hem zalft en zendt. Zijn wij ons genoeg bewust dat het de Geest is die ons zendt?
Tot wie zijn we gezonden
Dan volgt de vraag: “Tot wie zendt Hij ons?” Let wel, het is de Geest van God die ons zendt, die de macht heeft Christus te doen opstaan uit de dood en uit zijn graf, die ons in ons geloof bijstaat, die bekwaam is moeilijke knopen te ontwarren. Hij zendt ons naar de armen, de gevangenen, de blinden, de verdrukten. Jezus was met die mensen bezig. Dit maakt duidelijk dat de diaconie in het centrum staat van onze pastoraal als uitdrukkingsvorm van ons geloof. En het is die Geest die ons begeleidt.
In de pre-synode door de jongeren vorige week maakten zij duidelijk dat ze van ons, als Kerk, leiderschap verwachten. De jongeren verwachten daarbij twee dingen: dat ze mogen deelnemen aan het leiderschap van de Kerk en dat ze bij de vertegenwoordigers van de Kerk, priesters, leken, diakens, religieuzen, “mentors” mogen ontmoeten. Mensen die met hen op weg gaan, hen opzoeken op de plekken waar jongeren zich thuis voelen. Erop uittrekken zoals paus Franciscus vraagt. Die jongeren vragen aan het volk van God een geloofsgetuigenis, authentiek en kwetsbaar, maar tevens overtuigd van de heiligheid van de opdracht die we van de Geest ontvangen hebben. In één woord: inspiratie!
Een begeleider, een mentor, is niet iemand die commandeert. Hij gaat samen op weg en komt samen met de jongere, ook met de volwassen gelovige, tot beredeneerde en samen genomen beslissingen. Onderscheiding leidt er ons toe om “te doen wat Hij ons zeggen zal”, dat leerden we reeds van Maria.
Zijn wij ons, als volwassenen in de Kerk, voldoende bewust van deze zending tegenover de jongeren? Nemen wij hen mee in de verantwoordelijkheid binnen de Kerk? Jongeren kunnen immers best zelf ambassadeurs zijn van het geloof bij hun leeftijdsgenoten. We kunnen ons voorstellen dat ze ook fouten zullen maken, zoals wij trouwens. We zijn menselijk, niet perfect, maar we zijn allemaal “vergeven zondaars”. Het is enorm belangrijk te weten dat we telkens weer vergeving kunnen ontvangen. Zijn we ons ook daarvan voldoende bewust?
Deze gedachte opent ons op de verantwoordelijkheid die we hebben tegenover elkaar, tegenover het geloof van mijn medemens, ook voor het geloof van de andersgelovigen die het recht hebben anders te zijn.
Indien wij door de profeet aangesproken worden als “dienaars van onze God”, dan houdt dit inderdaad in dat we in vrijheid en verantwoordelijkheid samen met Christus de liefde van God in de samenleving bekend moeten maken. God heeft met ons een verbond gesloten – vooral door zijn uitverkiezing, zijn genade – opdat de wereld zou zien dat wij door de Heer gezegend zijn.
Ten slotte is de zending door de Geest Gods een oproep om een zegen te zijn voor elkaar en als dusdanig ervaren te worden. Elke ontmoeting met een priester, een mentor of opvoeder wil een zegen betekenen, zoals de mensen de ontmoeting met Jezus als een zegen, ja, als een genezing ervaarden en de vreugde van Zijn aanwezigheid voelden. Dit ervaren we dagelijks in ons pastoraal bezig zijn.
Wees niet bang
Beste vrienden, gedoopten, gevormden, gewijde dienaren, catechumenen, we zijn gezalfd of worden straks gezalfd. Zo staan we in de wereld. Wees niet bang daarvoor uit te komen. Wie duidelijk is over zijn geloof zal alleen maar gewaardeerd worden. Uw aanwezigheid vanavond zegt voldoende dat je ervoor uitkomt. Dat is goed. Wees hierbij niet bang fouten te maken. Wij weten dat wij vergeven zondaars zijn. Tevens is het onze taak als medeverantwoordelijken in de Kerk elkaar te ondersteunen én te zorgen dat we zo weinig mogelijk fouten maken én om te geloven in de oneindige barmhartigheid van God. Op die manier zullen we begrijpen wat het betekent dat Christus een genadejaar aankondigt!
+ Luc Van Looy, bisschop van Gent