Homilie bij het evangelie van Bartimeüs - Sint-Baafs, 24 okt 21
30e zondag door het jaar (24 oktober 2021)
Parochie Heilige Johannes de Doper (Gent-Centrum)
Eerste communies, terugkomdag nieuw gedoopten en missiezondag
Inleiding
Zusters en broeders, beste vrienden,
Welkom op deze dertigste zondag door het jaar. Een bijzondere welkom aan de nieuw gedoopte volwassenen van de laatste twee jaar die een terugkomdag hebben onder elkaar, en ook nog aan de twintig communicanten die vandaag voor de eerste keer de communie ontvangen.
Het is vandaag ook missiezondag. “God heeft geen andere handen en voeten dan de onze”. Beleven we voldoende vreugde aan ons geloof om die te verspreiden? Heeft ons doopsel echt iets in ons losgeslagen? Vorige zondag mocht ik hier in de kathedraal vier diakens wijden: twee gehuwde mannen en twee seminaristen op weg naar het priesterschap. Daar was echte vreugde, niet alleen bij hen, maar bij ons allen. Maar we mogen die vreugde niet binnen het kerkgebouw houden. We moeten ze met anderen delen.
Dat is vandaag missionaris zijn: niet door het geloof op te leggen, maar door de aantrekkingskracht van ons geloof te tonen.
We zijn blij onze eerste communicanten te ontvangen. Voor hen is het een stap vooruit in hun eigen geloofstocht: dit is hun eerste volledige deelname aan de eucharistie en ze maken op die manier meer deel uit van onze kerkgemeenschap. Je ontvangt de communie immers niet als een persoonlijke devotie, of een privilege voor jezelf, maar om in dienst van de kerk en de wereld te treden. Je wil als Jezus doen: je leven geven aan de anderen en je doet het samen met je geloofsgemeenschap. De zondagse viering van de verrezen Heer is daartoe dan ook het beste moment. Ik dank heel gemeend allen die meegewerkt hebben aan de voorbereiding van de eerste communie: de ouders, de scholen en de catechisten.
Op die manier komen vandaag doopsel, eerste communie en missionair kerk zijn samen in één viering. Daarvoor danken we God en bidden we Hem voor onze gemeenschap, voor de wereldkerk en de hele wereld.
Lezingen
Jer 31, 7-9
Hebr 5, 1-6
Mc 10, 46-52: 'Rabboeni, maak dat ik zien kan'
Homilie
Beste vrienden,
We zijn blij deze eucharistie samen te mogen vieren, niet alleen met de nieuw gedoopte medechristenen van de vorige twee jaar, maar ook met onze eerste communicanten. We hebben deze eucharistie op hen afgestemd, zoals u straks zal horen tijdens het dankgebed, dat speciaal gemaakt is voor kinderen en jongeren.
We hoorden zopas een mooi verhaal. Een goede manier om het evangelie beter te begrijpen en om te weten wat het voor ons persoonlijk betekent, is zich in te leven in een van de personen die in het verhaal voorkomen. We kunnen ons vereenzelvigen met Bartimeüs, of met de leerlingen van Jezus, of met de menigte die erbij komt staan, of met Jezus zelf. Ik kies vandaag Bartimeüs. Hij is immers de hoofdfiguur en hij zal ons leiden naar Jezus en naar een meer persoonlijk geloof in Jezus.
Bartimeüs is een mooie figuur als het over het doopsel gaat. Want van blind wordt hij ziende. Hij ziet het licht (en het licht is een belangrijk element in de doopselritus). En in plaats van bedelaar te zijn wordt hij rijk. Niet rijk aan geld, maar rijk in liefde en in relaties.
Laat ons even het verhaal doorlopen. Onze Bartimeüs zit langs de weg. Blind en bedelend. Eigenlijk hoort hij niet bij de normale mensen. Hij heeft geen plaats in de maatschappij. Hij ziet niet wat er gebeurt. Hij werkt ook niet (omdat hij niet kan). Hij moet alles ontvangen om te overleven. Hij is het beeld van veel mensen, die niet eens weten dat ze blind zijn omdat hun ogen nooit op God gericht zijn. En ze eigenlijk arm zijn – ook al hebben ze misschien veel geld – omdat ze weinig relaties hebben, dus ook weinig vrienden, weinig mensen om van te houden. Het verschil tussen veel van onze medemensen en Bartimeüs is dat Bartimeüs zich wel bewust is van zijn blindheid en armoede. Als Jezus voorbijkomt roept hij dan ook: Jezus, zoon van David, heb medelijden met mij. Jezus, heb compassie met mij. Zie mijn ellende. We zongen zopas, zoals in iedere eucharistieviering, driemaal: “ontferm u over ons”. Zo maken we Bartimeüs’ woorden tot de onze. We zijn er ons immers van bewust dat we niet altijd in de goede richting kijken (om zo te zeggen met de ogen van Jezus, de ogen van God) en dat onze relaties soms verre van goed zijn. Maar de mensen in Jezus’ omgeving nemen het niet dat een blinde bedelaar hen stoort op de weg. Ook wij bemerken soms dat mensen geïnteresseerd zijn in Jezus maar niet kunnen verdragen dat armen en behoeftigen hun stem verheffen en Jezus’ aandacht voor zich vragen. Ook nu nog geldt spijtig genoeg dat als je naar Jezus toe gaat misschien toegesnauwd zult worden door mensen die nochtans beweren in Jezus te geloven. We moeten ons afvragen of wij dat ook soms niet doen. We vinden dat sommigen niet goed genoeg zijn om in de Kerk gehoord te worden. De paus vraagt dat we vanaf nu leren naar iedereen te luisteren, wie hij ook is. Hij noemt dat de synodale weg, of, samen-op-weg-gaan. Want we zijn allen gedoopten en dus gelijkwaardig. Ongeacht onze afkomst, onze porte-monnaie, onze vorming, onze reputatie. En zelfs mensen die niet gedoopt zijn moeten gehoord worden. Want we leven samen op dezelfde planeet waarvoor we verantwoordelijk zijn.
Gelukkig dat Bartimeüs zich niet laat doen en aandringt. En dan bemerken we iets eigenaardigs. Jezus had kunnen direct naar hem toe gaan en hem genezen. Maar hij zegt aan de mensen die rond hem staan: “Roept hem eens hier”. We horen Jezus zelden rechtstreeks tot ons spreken. Hij gebruikt meestal tussenpersonen. Onze roeping betekent meestal dat we door anderen geroepen worden. Zij zijn Gods stem voor ons. De mensen die bij Jezus staan hebben het begrepen. In plaats van de bedelaar te blijven toesnauwen zeggen ze nu:
Heb goede moed! Sta op! Hij roept u!” Drie kleine zinnetjes. Drie opdrachten die op elkaar volgen en die ook voor ons belangrijk zijn.
In plaats van ons te laten gaan, moeten we in de eerste plaats onze moed bij elkaar rapen. We mogen het nooit opgeven. Ook niet als het om het geloof gaat in Jezus, in God. “Heb moed”. Goede moed. En meer nog dan dat: “Sta op”. Dat is het tweede. We zouden ook kunnen vertalen : verrijs (zo staat het in de Griekse tekst).
Rechtstaan is in de bijbel een teken van leven, van verrijzen.
Vandaar dat Jezus’ verrijzenis ook “opstanding” wordt genoemd. Niet langer neerzitten, langs de weg, zoals Bartimeüs dat deed. Integendeel: recht gaan staan en de weg opgaan. Door zelf de eerste stappen te zetten werken we mee om door Jezus genezen te worden. We nemen onze moed in handen en staan op. En dan volgt de derde stap: de mensen voegen eraan toe: “Hij roept u”. Jezus heeft iets voor met ons. Hij roept. We hebben allemaal ergens een roeping. Dat is iets moois, iets dat onszelf, de Kerk en de wereld vooruithelpt. Bartimeüs gehoorzaamt. Hij werpt zijn mantel van zich af. Dat is een symbolisch gebaar. De mantel toont iemands status. Rijke mensen dragen rijke kleren. Vandaag zouden we zeggen rijke “merkkleren”. Arme mensen dragen de mantel der armen. Een versleten stuk stof. Maar voor iemand als Bartimeüs is dat zijn hele hebben en houden. Die mantel is zijn enige bescherming. Wel, precies die mantel werpt hij van zich af. Hij werpt heel zijn verleden van zich af. Dat is een risico, want hij laat alles achter. Maar hij wil met Jezus een heel nieuw leven beginnen en dat is hem alles waard. Is het verhaal daarmee afgelopen? Nee. Zijn geloofsweg is nog niet ten einde. Jezus vraagt hem: “Wat wil je eigenlijk?”. Vinden jullie dat geen rare vraag? Het is toch evident dat Bartimeüs wil zien en niet langer wil bedelen. En toch vraagt Jezus het hem. Hij moet het zeggen. Jezus wil dat we naar hem toe gaan, niet als zelfvoldane, rijke mensen, maar dat we bewust blijven van onze grenzen, van onze noden, eventueel van ons gekwetst zijn. Christen worden is niet op een wolkje gaan leven alsof alles piekfijn is bij onszelf en in de wereld. Dat is niet zo. En dan zegt Bartimeüs: “Rabboeni, maak dat ik zien kan”. Rabboeni betekent “mijn meester”. Bartimeüs erkent Jezus als zijn meester en wil zijn leerling worden. En dan pas zegt Jezus: “Uw geloof heeft u genezen”. Waarin bestaat de genezing van Bartimeüs precies? In zien natuurlijk. Maar wat is zien? Voortaan betekent zien voor Bartimeüs : naar Jezus opzien en hem volgen op zijn tocht. Beste vrienden; ook voor ons is zien: onze ogen op Jezus gericht houden en met hem samen op weg gaan.
In de doop beginnen we die weg. De eucharistie voedt ons en geeft ons de kracht om die weg te blijven volgen, als mensen die de mantel van hun verleden van zich afgeschud hebben en nu rechtop lopen, ervan bewust dat ze blind waren en bedelaars, maar nu rijk zijn aan Gods liefde.