Niemand is onverschillig voor gebaren van liefde
“God heeft ons een Geest geschonken van kracht, van liefde, van bezonnenheid. Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Heer” , hoorden we in de Schriftlezing van deze vesperdienst (2 Tim 1,7-8). De heilige Bavo heeft Christus ontdekt na het overlijden van zijn vrouw. Dan heeft hij zich ook totaal aan Hem gegeven. Zo wordt ook hij een beeld voor ons van de barmhartigheid van God. Op het schilderij van Rubens zien we dat hij zich onderwerpt aan de bisschop terwijl al zijn goederen aan de armen uitgedeeld worden.
Op die weg van barmhartigheid bevinden we ons dit jaar. Paulus spoort ons aan om het vuur van de Geest in ons te doen branden om naar de mensen te gaan als getuigen van wat God – door Christus – aan ons doet.
Getuigen zijn we dus, niet zo maar berichtgevers, in de naam van Christus of moet ik zeggen: “In de naam van de Vader”?
Dit jaar leidt ons dieper binnen in het mysterie van Gods liefde: “De naam van God is barmhartigheid”. Hij is het “begin en het einde, de alfa en de omega” (Apok. 21,6). We hebben de deuren geopend van zes kerken in ons bisdom, als symbool van ons verlangen om alle deuren te openen en open te houden. Open in twee richtingen: voor mensen om binnen te komen, aangetrokken door de vreugde van de christenen, en om naar buiten te gaan, samen, gezonden door Hem.
De weg die we afleggen is begonnen bij de naakte mens, de hongerige, de mens die in zichzelf is opgesloten – gevangen – zit. Zo zijn we binnengekomen in de tempel van de barmhartigheid.
En wat vinden we daar? Een mens, de Mensenzoon. Bij nader toekijken zien we dat Hij rond de tafel zit met zijn vrienden, in een uitnodigend gebaar. We bevinden ons in die bovenkamer, in het cenakel, met zijn vrienden, om samen met hen vriend van Jezus te worden.
En wij vragen ons af: wie is die Mens? Zijn vrienden vertellen ons: “Hij is het Brood, de Bron van levend water die aan onze honger en dorst tegemoet komt” (vgl. Joh. 6,35). Hij is de Herder, onze Gids, ons voorbeeld, onze troost, onze broer. Bij Hem zijn de kleinen en de armen, de zieken en de zondaars belangrijk. Hij geneest ze allemaal. Hij vertelt verhalen, taakt mensen aan, staat ook op zijn strepen wanneer het over zijn Vader gaat of over mensen die niet kunnen begrijpen dat het leven sterker is dan de dood, dat de mens belangrijker is dan de wet, dat vergeving menselijker is dan veroordeling. Deze Mens ontmoeten wij. Hij leert ons troosten, kwaad voorkomen, lastige mensen verdragen, deuren openen voor wie gevangen zit. Zijn Geest spoort ons daartoe aan: met zijn gaven rust Hij ons uit om de tweemaal zeven werken van barmhartigheid uit te oefenen.
Goede vrienden, we gaan nu de laatste rechte lijn in voor we de houten deuren van barmhartigheid symbolisch sluiten op het einde van november.
Haast u om nog beter te begrijpen en intenser te beleven wat het betekent met open deuren te leven. Daarom moeten de deuren van onze kerken openstaan, de deuren van onze gemeenschap, van ons hart. Stel u de ontgoocheling voor wanneer vluchtelingen alle deuren gesloten vinden.
We mogen ons “niet schamen om te getuigen van de barmhartigheid van God” (2 Tim. 1,8). Wanneer we Hem ontdekt hebben, worden we ons bewust dat de grootste nood van de armen, hun grootste pijn, is dat ze geen liefde ontvangen, geen geestelijk voedsel, geen perspectief op de liefde van God: “De ergste discriminatie waaraan de armen lijden is het gebrek aan geestelijke aandacht. Ze hebben nood aan God” (Paus Franciscus in Evangelii gaudium, nr. 200). Het is aan ons om de menslievendheid van God aan te bieden. Als gelovigen die Christus ontmoeten, die in gebed bij Hem verwijlen, worden we bewust van de grote nood aan kennis van God en aan ontmoeting met Hem, aan de warmte van de gemeenschap.
Niemand is onverschillig voor gebaren van liefde en vriendelijkheid. Paulus maant ons aan: “Dat uw vriendelijkheid bij alle mensen bekend zij” (Fil. 4,5) en “Er is meer vreugde in het geven dan in het ontvangen” (Hand. 20,35). Dat is onze troef om de wereld beter te maken.
Vrienden, op dit feest delen we de vreugde met elkaar, een vreugde om de liefde van God die we ontvangen, om zijn vergeving, om zijn aanwezigheid bij ons. Wij zijn dankbaar om de heilige Bavo, we hebben deugd aan ons samenzijn en we worden steeds dieper overtuigd van wat God voor ons betekent: “De naam van God is barmhartigheid”.
+ Luc Van Looy, 2 oktober 2016 in het Jubeljaar van de Barmhartigheid