"Tussen Nataniël en Jezus". Homilie voor de missionarissen
Inleiding
Beste vrienden, welkom in Oostakker. Het is twee jaar geleden dat jullie bijeen kwamen. Het is de eerste keer dat ik met jullie samen ben.
We zijn verenigd rond het altaar. Missionarissen die we zenden. Missionarissen die naar ons gezonden zijn. Ik hoorde ooit eens zeggen: “Dat is nogal iets: vroeger stuurden we ze uit. Nu moeten we ze krijgen.” Toch een heel bijzondere kerkopvatting. Meer een uitdrukking van koloniale zelfvoldoening dan van kerk zijn op een “katholieke” manier!
Een missionaire kerk stuurt steeds uit (hoe klein ze ook is) maar krijgt ook altijd (hoe rijk ze ook is in “personeel”).
Vandaag vieren we dat in onze lokale Kerk van Gent. Dankbaar voor elkaar. Dank voor wie we zenden. Dank voor wie we mogen ontvangen.
Lezingen
Apok 21, 9b-14 ‘De namen van de twaalf apostelen’
Joh 1, 45-51 Roeping van Nataniël
Homilie
Beste vrienden,
We vinden Filippus op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament. We weten niet veel over hem, maar zijn naam roept bij mij de kwaliteiten op van een missionaris en van een goede catecheet. Laat ons dat even bekijken in het evangelie van vandaag.
Filippus gaat naar Natanaël en spreekt hem aan over Jezus. Hij zegt niet: "Ik heb een zekere Jezus van Nazareth ontmoet". Maar wel: “Degene over wie Mozes in de Wet geschreven heeft en ook de profeten, Hem hebben wij gevonden.” Hij vertrekt vanuit de interesse die Natanaël spontaan al heeft. Natanaël is immers een overtuigde Israëliet (dat horen we in het vervolg van het verhaal). De manier waarop Filippus hem aanspreekt kan hem alleen maar triggeren.
In de verkondiging moeten we niet alleen durven spreken, maar ook de juiste start vinden.
Waardoor wordt de aangesprokene aangetrokken? Bij Natanaël is dat duidelijk door wat met de Wet en de Profeten te maken heeft. Filippus weet het.
Laat ons opmerken dat Filippus niet alleen ingaat op de normale verwachting van Natanaël. Heel uitdagend voegt hij eraan toe: “Wel, het is Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth." Uit Nazareth! Kan het contrast groter? En misschien wist Natanaël ook wie Jozef was: een eenvoudige timmerman. Zijn nieuwsgierigheid is gewekt. Laat ons opmerken dat Filippus eigenlijk al na twee zinnen het hele plaatje verkocht heeft: Jezus is de zoon van Jozef. Maar hij is ook de Messias. Voldoende contrast en diepgang in de beschrijving om de zaak verder te willen uitklaren.
Natanaël reageert smalend. En wat doet Filippus? Hij discuteert niet. Hij zegt: “Kom kijken.” Beste vrienden, misschien willen we het vaak allemaal te veel verbaal doen. Kunnen wij gewoon zeggen: “Kom eens kijken?”
Kom kijken naar onze gemeenschap die “lichaam van Christus” is en dus Christus zelf!
De rest is eigenlijk Jezus’ zaak. Hij zet het missionariswerk van Filippus voort… Ook nu nog. Wij beginnen. Maar zowel de initiale impuls als de afwerking en het resultaat komen niet van ons.
En laat ons eventjes kijken hoe Jezus nu de draad opneemt. Op zijn beurt speelt Jezus in op wat al roert in het hart van Natanaël. Hij zegt: “Dat is waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is!” Jezus lijkt de reputatie van Natanaël te gebruiken – en zelfs wat uitdagend – om te zien of hij inderdaad “zonder bedrog” is. De methode pakt. Natanaël reageert levendig: “Hoe weet gij dat?” Dit is geen kat- en muisspel, want er zit wel degelijk vooruitgang in de conversatie (we kennen dat spiraalvormig vooruitgaan van Jezus’ gesprekken in het hele evangelie van Johannes). “Ik kende je al – zegt Jezus – en zag je onder de vijgenboom.” Onder de vijgenboom zitten betekent in de rabbijnse traditie dat men de Wet bestudeert. Natanaël is dus in feite een rabbi, een leraar. En dat stelt hem in staat om in Jezus de rabbi te herkennen. “Rabbi” zegt hij op zijn beurt. En dan voegt hij die wel heel sterke uitdrukking eraan toe: “Gij zijt de Zoon Gods." Ik zei al dat, na het voorbereidend werk, Gods Geest zelf het werk in handen neemt. “Gij zijt de Zoon Gods” is een stap die Natanaël niet uit zichzelf kon zetten.
Geen enkele missionaris kan die belijdenis in het hart van een mens prenten. Dat is het werk van Gods Geest.
Wat wij wel kunnen is ons voeden aan de begeestering voor het Rijk Gods. Mij lijkt dat de betekenis te zijn van de eerste lezing. Ik denk niet dat velen van ons met zo’n idyllische beschrijving de toekomst verkondigen in hun preek. En toch lees ik erin dat we zelf een mooi, een fantastisch perspectief moeten durven bieden aan onszelf en aan de mensen. De Kerk, die zo vaak besmeurd wordt en die ook als besmeurd naar voor komt, is terzelfdertijd wat Johannes durft dromen in zijn Boek der Openbaring. Een Kerk waar we naartoe groeien. Maar dat kan alleen maar komen van een openbaring en het mag geen ideologische opsmuk zijn die we zelf uitvinden om onze zaak verkocht te krijgen.
Beste vrienden,
Onze plaats is die van Filippus: ergens middenin tussen Natanaël en Jezus. Luisterend zowel naar de ene als naar de andere. Gaande van de ene (Jezus) naar de andere (Natanaël).
Met een woord dat komt van het Woord. Het geopenbaarde Woord wordt vandaag nog steeds menselijk woord, in Jezus, maar ook in ons en in tot wie wij ons richten.