Vader
Bij het begin van de advent zullen we het Onzevader bidden in een nieuwe vertaling. De Nederlandse en de Belgische bisschoppen hebben ervoor gezorgd dat er voortaan op dezelfde wijze gebeden zal worden. Het zal wennen zijn, want ook de muziek is nieuw.
Het is bovendien een goede gelegenheid om stil te staan bij de figuur van de Vader. “We horen vaak dat onze samenleving een ‘vaderloze maatschappij’ is geworden”, schrijft paus Franciscus in Amoris laetitia (De vreugde van de liefde). Christenen moeten zich spiegelen aan het beeld dat Jezus geeft van de Vader. In het evangelie vinden we parabels die dat beeld verduidelijken. Die Vader verwelkomt de zoon die een losbandig leven geleid had en nodigt de weerbarstige oudere zoon mee uit aan tafel (Lc. 15, 11-32). Diezelfde Vader toont zich een rechtvaardige eigenaar (Lc. 19, 11-27). Hij, eigenaar en meester, staat in nauw contact met zijn kinderen en medewerkers en behartigt hun lot op een eerlijke en betrokken manier.
Over zijn eigen Vader spreekt Jezus dikwijls. “Niet door mijn eigen wil laat ik me leiden, maar alleen door de wil van Hem die Mij gezonden heeft” (Joh. 5, 30) is een veel terugkerend refrein in het evangelie van Johannes. “Ik doe enkel wat Hij mij opgedragen heeft en ik zeg enkel wat ik van Hem gehoord heb” . Het is zeker de bedoeling een einde te stellen aan het begrip van een wrede God, de Heer van de heerscharen. Op die manier geeft Jezus een nieuwe invulling van wat zijn Vader betekent. Bij het laatste avondmaal zegt Hij zelfs: “Nu al kennen jullie Hem (de Vader) en heb je Hem gezien" (Joh. 14, 7). Wanneer we de vraag stellen “wie is dan wel Jezus?” zouden we kunnen antwoorden: “Hij is de Zoon van de Vader”. Hierdoor zullen de mensen ervaren dat God liefde is. Onze afhankelijkheid van Hem als zijn kinderen stelt Hij zo: “Niemand kan tot mij komen, indien de Vader die mij gezonden heeft hem niet trekt” (Joh. 6,43).
Indien onze maatschappij een goed vaderbeeld dient te herontdekken, dan kunnen we zeker te rade te gaan bij het beeld dat Christus ons voorhoudt in het evangelie. Dat wij, samen met Christus, geroepen zijn kinderen van de éne Vader te zijn, ziet het Tweede Vaticaans concilie als het basisgegeven en de oorsprong van de Kerk (Lumen Gentium nr. 2). Het zijn de christenen die getuigenis dienen af te leggen van de liefde die God betoont voor alle mensen. “Zoals de Vader bemint, dienen de kinderen te beminnen, zoals Hij barmhartig is, dienen wij barmhartig zijn tegenover de anderen,” zegt paus Franciscus in de bulle waarmee hij het heilig jaar van de barmhartigheid afkondigde. Het jubeljaar van de barmhartigheid steunt ook op de overtuiging dat “De Vader, rijk aan barmhartigheid zich aan Mozes heeft geopenbaard als “een barmhartige en genadige God, geduldig, groot in liefde en trouw” (Ex 34,6).
Het verwondert dus niet dat Jezus de leerlingen leert bidden tot “Onze Vader”, dat men ingelijfd wordt in de gelovige gemeenschap door het doopsel “in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest”. Het Onzevader is een gebed van totale overgave aan de Schepper van alle dingen. Het beweegt zich van de intieme relatie: ‘uw Naam worde geheiligd’, over de verwelkoming van ‘zijn’ rijk en de bereidheid volgens zijn wil te leven. We leggen ook onze zorgen aan de Vader voor, onze vraag om brood, vergeving en onze zorg omwille van de beproevingen. Wat mij betreft is de zin “Uw naam worde geheiligd” de voornaamste. Een gezin of een gelovige gemeenschap die zich tot God richt met deze woorden zet de juiste toon van de verhouding tot God en tot elkaar. Het belang van eenheid van de christelijke gemeenschap heeft Jezus ook verbonden met het kindschap van de Vader. Dat is duidelijk in de afscheidsrede van Jezus tijdens het laatste avondmaal. (Joh. 17).
Wie in gemeenschap zegt “ónze Vader (niet mijn of uw vader), uw naam worde geheiligd” stelt zich op als kind van de éne Vader.
Ten slotte wil ik verwijzen naar het leidmotief dat ik koos als mijn bisschopsleuze: “In de naam van de Vader”. Daarmee wenste ik uit te drukken dat een priester, een bisschop, een apostel en herder niet zichzelf aangesteld heeft, niet uit zijn eigen naam of ambitie naar de mensen gaat. Als zelfs Jezus niet uit zijn eigen naam optrad, hoe zouden we dan kunnen denken dat wij in onze eigen naam iets doen? Bij elk gebed beginnen en eindigen we met deze woorden: “In de naam van de Vader”. Dit helpt ons bewust te leven in zijn aanwezigheid en onder zijn leiding.
+ Luc Van Looy
Bisschop van Gent