Op tocht in het OT #2 - Abraham: op weg zonder te weten waarheen
In het boek Genesis vind je een aantal verhalen terug die zich concentreren rondom de figuur van Abraham (Gn 11,27–25,11). Als voorloper van Isaak en Jakob is hij de eerste aartsvader van Israël. In nieuwtestamentische teksten noemt men hem ook wel eens de ‘vader van de gelovigen’.
Er staat immers geschreven: ‘Ik heb je een vader van vele volken gemaakt’. (Rom 4,17)
Wanneer je leest in de verhalen over deze vader van alle gelovigen, raak je dus meteen ook aan de kern van het joods-christelijke geloof. Welke wezensaspecten van ‘geloven’ brengt de Abrahamcyclus onder de aandacht?
Ga!
Een rode draad doorheen de Abrahamcyclus is het voortdurend onderweg zijn van de aartsvader. Dat is niet zijn eigen keuze, maar gebeurt uitdrukkelijk op vraag van God.
De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen’. (Gn 12,1)
Je kan het lezen als een beeld voor hoe geloven in God een mens in beweging brengt en je uitdaagt om je niet te settelen in een comfortabel bestaan. Wanneer je je gelovig verbindt met God, ga je ook de uitdaging aan om weg te durven trekken uit het vertrouwde, zonder zekerheid te hebben over de bestemming waar deze weg je naartoe zal leiden.
Onzekere toekomst
God koppelt zijn vraag om weg te trekken aan een dubbele belofte naar Abraham toe:
- Hij belooft aan Abraham en zijn vrouw Sara een talrijk nageslacht.
- Deze nakomelingen zullen door God zelf een land toegewezen krijgen.
Beide onderdelen van de dubbele belofte komen echter van in den beginne onder druk te staan.
- Sara en Abraham blijken immers onvruchtbaar. Hoe zal dat talrijke nageslacht dan gestalte kunnen krijgen?
- Bovendien krijgt het land van belofte nog geen naam. Abraham weet dus niet waar hij naartoe moet trekken. Het lijkt er zelfs sterk op dat God verwacht dat Abraham deze weg zelf zal uitstippelen.
Een kwestie van vertrouwen
De onzekerheid en onbepaaldheid die met de dubbele belofte van God gepaard gaan, stellen het geloof van Abraham en Sara herhaaldelijk op de proef. Meerdere keren komen ze in een land terecht dat God niet voor hen bestemd heeft. Beiden hebben het ook heel moeilijk om te geloven dat hun kinderwens nog waarheid zal kunnen worden.
De HEER zei tegen Abraham: ‘Waarom lacht Sara en vraagt zij zich af: “Zou ik op mijn leeftijd werkelijk nog een kind krijgen?” Is er voor de HEER dan iets te moeilijk? (Gn 18,13-14)
Abraham en Sara worden gaandeweg uitgedaagd om alle eigen denkconstructies los te laten en enkel te vertrouwen op Gods Woord. Het vervolg van de Bijbel geeft aan dat God hun vertrouwen wel degelijk waard was:
- Uiteindelijk schenkt God Abraham niet alleen Ismaël, maar ook Isaak, de zoon die een hoogbejaarde Sara voor hem baart.
- Na vele omzwervingen zal het talrijke nageslacht van Abraham het beloofde land in Kanaän bereiken.
Soms moet je niet alleen je land verlaten, maar ook durven wegtrekken uit jezelf, uit je eigen vooronderstellingen en denkbeelden omtrent de toekomst om zowel God, de andere als jezelf opnieuw te vinden.