
Elisah stapte naar Compostela. Ze werd 900 km gevolgd
Bang van mijn eigen plan
Op 6 april vertrok ik vanuit mijn geboortedorp Wuustwezel naar Santiago de Compostela. Ik had mijn tocht al jaren gepland, maar toch vertrok ik uiteindelijk zonder al te veel voorbereiding. Door alle wijzigingen op mijn werk moest ik mijn camino-plannen veranderen. Ik vertrok uiteindelijk voor ik tijd had om te oefenen. Om die reden was ik bang van mijn eigen plan.
Santiago leek verder dan ooit.
Tijdens het eerste deel van mijn tocht kreeg ik ook meermaals te horen dat 85 dagen ‘te weinig tijd’ was, en dat mijn (eind)doel dus 'onderweg zou liggen’.
Mijn vader ging twee dagen met me mee. Tot Scherpenheuvel was ik dus niet alleen en ook daarna ontmoette ik weinig eenzaamheid. Met Pasen was er zelfs geen plaats in de herberg: we sliepen met 5 pelgrims in een ruimte van 10 vierkante meter. In België en Noord-Frankrijk kon ik mijn ‘Hollands’ oefenen met verschillende Nederlandse pelgrims en later werd de camino ook een leerschool voor mijn Frans en mijn Spaans.
Soms een kruisweg, maar vooral veel zegeningen
Hoewel ik af en toe ‘van de kaart' was door de vele bijzondere ontmoetingen, week ik gelukkig niet af van het rechte pad. De Via Monastica in België en de Via Campaniensis in Noord-Frankrijk verrasten mij met heldere bewegwijzering. Ik moest mijn eigen weg dus niet zoeken. Wel moest ik me af en toe een weg banen door hoge grassen of bijna onbegaanbare bospaden.
De grootste problemen van mijn camino waren piepklein en zwart: teken. Ze kropen in mijn huid, maar begrepen niet dat ik hen liever geen lift gaf. Hoewel de camino af en toe dus een ‘kruisweg’ was, ontmoette ik onderweg vooral vele zegeningen. In Scherpenheuvel kreeg ik een kruisje van de pastoor (met wie ik samen in de Interdiocesane Commissie Liturgie zit), in de abdij van Leffe bleken de overnachting en het eten in de goede week wel héél goed.
De ochtendzon in de basiliek van Vezelay bracht aan het licht dat pelgrim zijn een zegen is.
Een alternatieve route
Toen ik de Pyreneeën en zo ook de grens tussen Frankrijk en Spanje overwon, vroegen ze plots naar mijn identiteitskaart. Voor het eerst op de camino moest ik bewijzen dat ik bestond.
Aangekomen in Spanje verdwaalde ik meermaals in de stroom van pelgrims. Omdat er meer pelgrims dan seminaristen zijn, werd de seminariekerk van Pamplona omgebouwd tot herberg. Ik sliep er samen met meer dan 100 andere pelgrims. Door de drukte op de camino Francès werd de route een ‘snelweg’ voor mij. Ik wandelde steeds 35 kilometer of meer per dag. Omdat ik geen tijd wou maken om uren voor een herberg te wachten tot die open ging, liep ik gewoon nog wat verder.
In Leon ruilde ik de drukte in voor de bergen.
Ik nam een alternatieve route: de Camino del Salvador naar Oviedo. Zoals de naam van deze route zegt, was deze weg werkelijk mijn redding: de ‘commerce’ was gedaan, waardoor de camino voor mij terug onbetaalbaar werd. Vanuit Oviedo wandelde ik via Aviles naar de kustroute. De zee bleef dagenlang (aan) mijn rechterhand.
Nooit klaar
Na 2.500 kilometer en 5 dagen vroeger dan gepland kwam ik aan in Santiago. Omdat stilzitten niets voor mij is, en ik dus niet wou wachten op mijn vlucht, vertrok ik nog diezelfde dag met de bus naar Ferrol. Vanuit Ferrol wandelde ik vervolgens ook nog de Camino Ingles. 5 dagen later kwam ik dus nogmaals aan in Santiago. Ik besloot ook om te voet naar de luchthaven te gaan. Daarom wandelde ik de Camino Francès in de omgekeerde richting. Onderweg zag ik een 200-tal pelgrims die op die dag zouden aankomen, terwijl ik huiswaarts trok. Velen van hen dachten dat ik ook de hele terugweg te voet zou afleggen en misschien doe ik dat ook nog wel eens: een andere keer.
Wie hem eenmaal heeft gedaan, beseft dat je met de camino nooit klaar bent.
Je moet telkens nog een keertje gaan.
(Lees onder de foto verder over hoe Elisah op haar tocht gevolgd werd.)

De man die mij volgde
‘Heb je een blog? Dan kunnen we jou volgen’, klonk het vooraf. Ik wilde geen blog bijhouden, ik wilde niet gevolgd worden. En toch ben ik tijdens mijn camino gevolgd, zelfs achtervolgd. Door honden, meermaals. En door een man.
900 kilometer heeft hij me gevolgd. Hij wandelde mijn camino, niet de zijne.
Zoals vele mensen niet hun eigen leven leiden, maar dat van een ander.
’s Avonds vroeg hij telkens waar ik de volgende dag heen ging, en besloot dan dat hij ook naar die plek ging. Zijn voeten lagen helemaal open en de afstanden die ik deed, overstegen zijn kunnen, maar hij vroeg me steevast om ook voor hem te reserveren in de volgende herberg.
Telefoon van mijn achtervolger
Eén nacht had ik een onderkomen gevonden bij een vrijwilliger van de abdij van Chancelade. Die had maar plek voor één persoon. Mijn achtervolger bleef in Périgieux, 6 kilometer vóór Chancelade. De volgende dagen wandelde ik respectievelijk 40 en 37 kilometer. Na 77 kilometer, in Port-Sainte-Foi, kreeg ik telefoon. Hij kwam daar ook naartoe … en hij deed dus extreem grote afstanden om mij terug te vinden.
Nee, het ging niet over mij. Hij had ‘mij’ niet nodig. Hij had gewoon ‘iemand’ nodig die hem voorging.
Eigenlijk kon hij niets. Hij liep letterlijk en figuurlijk verloren op de camino. Hij kon de weg niet vinden. Hij zag de (nochtans duidelijke) wegmarkeringen niet of hij slaagde erin om ze foutief te interpreteren. Hij kon zijn bed niet opmaken, zijn kleren niet wassen met de hand (en ook geen wasmachine opzetten), hij kon niet winkelen in een supermarkt, hij kon niet koken. Kortom: hij kon er niets van. Toch heb ik ongelofelijk veel van hem geleerd.
Wat hij me heeft geleerd
Door hem ben ik onnoemelijk veranderd. Toen we afscheid namen, bedankte hij mij en zei: Ik hoop dat je nooit verandert, want je bent prachtig zoals je bent. Hij had niet eens door dat ik al veranderd was. En hij besefte niet eens dat ik helemaal niet prachtig ben… maar dat hij mij had geconfronteerd met mijn slechte kanten en fouten. Ik ben behulpzaam en lief. Dus ik heb hem telkens weer geholpen. Maar inwendig ergerde ik mij aan zijn afhankelijkheid en hulpeloosheid. Ik hielp hem, maar daarmee hielp ik mezelf niet.
Té goed zijn is niet meer goed.
Je bent niet meer goed als je het goede doet zonder goede intenties en liefdevolle gedachten.
Hij heeft mij — zonder dat te weten — uitgedaagd om mijn grenzen te bewaken. Enkel wie zijn grenzen bewaakt, heeft ruimte voor zichzelf en zo ook ruimte om niet alleen hulp te bieden aan anderen, maar om ook werkelijk een hulp te zijn. Hij heeft mij geleerd dat ik heel simplistisch dacht over het bewaken van je eigen grenzen. Ik dacht dat heldere communicatie de oplossing was en dat ik soms over mijn grenzen ging omdat ik niet goed kon communiceren wat mijn noden, behoeften en grenzen zijn. Dat is onzin. Natuurlijk is het belangrijk om je noden, behoeften en grenzen helder te communiceren, maar mijn achtervolger heeft mij geleerd dat dát allesbehalve een garantie is.
Helder communiceren lost niet alles op
Ik heb heel helder (maar vriendelijk) gecommuniceerd over mijn grenzen. In niet mis te verstane taal heb ik gezegd: Ik wil graag alleen wandelen. Ik heb dat meermaals herhaald. De eerste keer verstond hij het. Of dat dacht ik toch. Later bleek dat hij de woorden begreep, maar er niets van verstond.
Toen ik de eerste keer durfde te zeggen dat ik liever alleen wandelde en dus zonder hem op stap wilde, ging hij mee. Met mijn gedachtegang. En de volgende dag liet hij mij alleen vertrekken. ’s Avonds zei hij zelfs dat hij het beter vond alleen. Fantastisch, antwoordde ik, dan zijn we met twee (die er hetzelfde over denken). Laten we dan de volgende dagen ook alleen wandelen.
Maar de volgende dagen volgde hij me weer en hoe meer ik herhaalde dat ik alleen wilde wandelen, hoe minder hij dat bleek te begrijpen. Kortom: hij heeft mij geleerd dat heldere communicatie over je eigen grenzen niet betekent dat anderen die grenzen ook respecteren. Het is simplistisch om te denken dat heldere communicatie alles oplost.
Wat doe of zeg ik als mensen mijn grenzen kennen, maar die niet kunnen of willen respecteren?
Wat doe je dan?
Pas je jezelf en je grenzen aan, en leer je ermee leven? Laat je het gebeuren dat je telkens weer over je eigen grenzen heen gaat en uiteindelijk jezelf opgeeft?
Of ga je weg, wetende dat de weg waarop jij eerst ging niet meer jouw weg is, nu een ander die weg veranderd heeft?
