
De kelk die Hij wilde drinken
Jezus, wat is er gebeurd ?
Wat zien we?
Waarom?
We worstelen met je dood
Al tweeduizend jaar lang.
We worstelen met God,
Hoe kon Hij…
Hoe kan Hij…
nee, beter niet verder uitspreken.
Of toch.
Hoe kon het komen tot de veroordeling en executie van vandaag?
Jezus, op Palmzondag zagen we jouw eigen worsteling.
In Getsemane.
Tot driemaal toe vroeg je in doodsangst dat de kelk zou voorbijgaan.
Wat is die kelk? Waar staat hij voor?
Is het de angst voor de dood, die zoveel mensen overvalt, en revolteert,
Vooral bij een onrechtvaardige veroordeling?
Meer dan begrijpelijk.
Er zijn vandaag zoveel mensen die dat meemaken. Ondergaan. Sommigen verblijven tientallen jaren, zonder veroordeling in een gevangenis en worden gefolterd. Ja, op dit moment!
Overvolle gevangenissen. Ook bij ons.
Gaat het daarover? Solidariteit in dat lijden?
Er is meer. Nog meer.
Nog voor je in het publiek kwam
had Johannes de Doper gezegd:
“Zie, het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt.” (Joh 1, 29)
De Doper verwoordde Gods eigen plan. Het plan van de Vader.
Je wist dus hoe het zou eindigen: als Lam Gods.
En je hebt zelf je leerlingen voorbereid.
Verschillende keren heb je ze verwittigd dat de Mensenzoon zou lijden en sterven. En daarna verrijzen.
En je hebt, gisteren nog, op het Laatste Avondmaal,
jouw lichaam en bloed op voorhand gegeven.
Je hebt zelfs ooit gezegd: “Voor dit uur ben ik gekomen” (Joh 12, 27).
Wat kwam er dan nog bij de doodsangst
Waar toch niemand aan ontsnapt?
Precies dat je – Lam Gods – de zonden van de wereld op je neemt.
Jij die zonder zonde bent neemt de zonde op jou.
Daarom zwijg je tijdens het proces.
Daarom geef je als het ware gelijk aan de Hogepriester, aan Herodes en aan Pilatus.
Je neemt niet de schuld van de mensen op jou in een grootmoedig gebaar.
Je doet het niet inonze plaats.
Je staat op onze plaats en wordt die schuldige mens.
Je bent voor ons – met ons en in ons – vloek geworden (Gal 3, 13).
Vergeef me de uitdrukking. De woorden zijn van Paulus.
En daarom ben je door mensen veroordeeld
– door de Hogepriester, Herodes en Pilatus –
alsof ze gelijk hadden!
Het ergste is dat je in je mens-zijn een vloek geworden bent tegen God. Wat God zou mogen vervloeken, dat ben je geworden.
Kan er iets ergers bestaan voor jou?
Dat was de kelk die bijna niet te drinken was.
De kelk die mocht voorbijgaan.
Maar de kelk die je wou drinken, omwille van ons.
De onschuldigste mens die er ooit was
vereenzelvigt zich met onze schuld.
Je neemt de verantwoordelijkheid op jou
voor al het erge en onvergeeflijke
dat we vandaag (ja, vandaag!) rondom ons – en in onszelf – zien.
Je draagt tot in je vlees
al wat ons van God afscheidt en van de medemens.
En zo sta je nu – als een vloek, als de vloek die mensen soms zijn – voor je eigen Vader,
Wiens Wil je altijd gedaan hebt en altijd zal doen.
Je gaat voor Hem staan, beladen met al wat het verst van God kan afhouden.
Die kelk heb je gedronken.
Tot op de bodem.
En dan zeg je er nog bij: Vader, vergeef het hun,
want ze weten niet wat ze doen.
Jij, de Nieuwe Mens, heb je met de oude mens bekleed,
opdat wij – de oude mens – ons met de Nieuwe Mens zouden kunnen bekleden.
Met jou.
Met God.
Bestemd voor de verrijzenis.
En met jou al verrezen.
Het is te veel voor ons.
Te veel voor ons verstand.
Te veel voor ons hart.
Sta ons toe gewoon stil te worden.
Stille Zaterdag zal ons helpen.
En misschien toch dit woordje,
Nu al…
dank je, Jezus,
onze Redder.
