‘Atleten zijn uitstekende ambassadeurs’
Tijdens de atletiekmeeting in Nijvel gaf ze in de sprintnummers de concurrentie het nakijken met tijden die in de buurt komen van de Belgische records. Cynthia Bolingo, Europese vicekampioen op de 400 meter, valt ook naast de atletiekpiste op, dankzij haar uitgesproken mening over maatschappelijke thema’s.
Na een blessure die haar anderhalf jaar lang uit de startblokken hield, staat Cynthia Bolingo (27) opnieuw op de atletiekpiste. Hoewel COVID-19 het atletiekseizoen overschaduwt, zette ze deze zomer al sterke prestaties neer in de aanloop naar de Olympische Spelen in Tokio, volgend jaar. Cynthia Bolingo is echter zo veel meer dan een sprintbom, daarvan getuigt haar geloof en haar sociaal engagement.
– We beleven uitzonderlijke tijden door toedoen van COVID-19. Welke invloed heeft dat op uw sportieve seizoen?
Eerlijk gezegd ben ik het een beetje moe om steeds maar te herhalen dat het een bijzonder seizoen is. Dat is uiteraard zo, maar je moet dat zien in het juiste perspectief. Vrij snel na de uitbraak van het coronavirus in Europa kwamen alle mogelijke sportcomités samen om te beslissen over de toekomst van tal van sportmanifestaties. Sporters, organisatoren en publiek bleven hopen op een gunstig verloop, maar de vaststelling dat de Olympische Spelen in het jaar waarin ze moesten plaatsvinden werden uitgesteld, wijst erop dat de toestand werkelijk onhoudbaar was. Dan moet je als atleet op jouw beurt beseffen dat het sportieve even naar de achtergrond zal verdwijnen. Ik bleef weliswaar trainen, zonder zicht op kampioenschappen. Soms was dat moeilijk, zeker omdat ik anderhalf jaar lang aan de zijlijn stond door een blessure. Ik moest dus wel blijven trainen om geen achterstand op te lopen ten opzichte van de concurrentie.
– Welke rol speelt uw geloof in uw leven naast en op de piste?
Ik groeide op in een protestants gezin. We gingen elke zondag naar de dienst, daar was geen ontkomen aan. Niet dat ik er per se aan wilde ontsnappen, hoor. Ik maakte zelfs enkele jaren deel uit van het kerkkoor en ik kijk met veel blijdschap terug op die periode. Toen atletiek echter een groter deel van mijn leven ging beheersen en ik ook op zondag wedstrijden liep, ging ik almaar minder naar de kerk. Ik beschouw mezelf nog steeds als gelovig, maar ik wil me niet in een of ander hokje van het christendom laten stoppen. Ik neem niet langer deel aan jongerenavonden en dergelijke, bijgevolg vind ik niet dat ik het recht heb me te rekenen tot een bepaalde strekking. Ik ben echter ervan overtuigd dat alles wat op deze aarde gebeurt, niet toevallig is en dat het geloof ons steeds opnieuw op weg helpt. Het helpt me ook om mijn doelen voor ogen te houden. Mijn geloof wordt niet sterker of zwakker wanneer ik de atletiekpiste betreed. Zo werkt dat niet. Wel is het zo dat ik op dat moment altijd tracht om alle positiviteit die me omringt te bundelen. Alleen al dankbaar zijn dat ik mag deelnemen aan een kampioenschap en dat ik twee benen heb om mee te lopen, is een uiting van mijn geloof.
– U laat op diverse manieren blijken dat de bescherming van de mensen- en kinderrechten u [node:field_streamers:0] na aan het hart liggen. Waarom?
Gedurende anderhalf jaar was ik meter van Plan International omdat ik werkelijk geloof in de waarden en de doelstellingen van die organisatie. Ik stopte ermee, niet uit onvrede, maar omdat ik me wil inzetten voor een organisatie met een veeleer plaatselijke impact. Ik blijf me inzetten voor de Liga van de Mensenrechten omdat atleten uitstekende ambassadeurs zijn. We reizen veel en worden door de media opgezocht. Dat betekent dat we een platform krijgen om meningen te ventileren over belangrijke thema’s en onszelf te informeren. Atleten hebben, soms zonder het te beseffen, een niet te onderschatten impact op de samenleving. Ik heb het geluk dat mijn mening dankzij mijn topsportstatuut makkelijk wordt opgepikt en dan vind ik het ook mijn plicht om gebruik te maken van dat privilege en de stem te zijn van zij die veel minder snel worden gehoord, maar evengoed een belangrijke boodschap te verkondigen hebben.
– Op 7 juni stapte u mee op in Brussel om uw steun uit te drukken voor ‘Black Lives Matter’. Wat betekent die beweging voor u?
Om te beginnen moet je die beweging in zijn context zien. Ze ontstond in de Verenigde Staten in een welbepaalde historische context die niet de onze is en die ook niet vergelijkbaar is met de onze. Toen ik me uitsprak over die beweging, was dat allereerst als een reactie op de situatie in de VS, waar zwarte Amerikanen gebukt gaan onder fysiek, moreel en institutioneel geweld. Pas later toonde ik belangstelling in de manier waarop België en andere Europese landen zich de beweging Black Lives Matter eigen maakten.
– Vindt u dan dat de beweging in België werd gekaapt?
Ik vind het belangrijk om ons net die vraag te stellen. De Amerikaanse Black Lives Matter kunnen we niet zomaar overnemen en toepassen op onze situatie. Het is immers een jonge beweging die is ontstaan in het licht van een welbepaalde achtergrond die wij, hier in België, nooit hebben beleefd. Ze moet kunnen worden aangepast aan de realiteit in ons land, in verhouding tot de geweldplegingen die minderheden hier ondergaan. Die zijn er bij ons immers ook. Afrikanen, moslims, Arabieren enzovoorts worden in België nog te vaak gediscrimineerd en gewelddadig behandeld. Het is wat mij betreft verdedigbaar om het oorspronkelijke Black Lives Matter aan te passen aan die realiteit en de beweging in te zetten om een soortgelijk onrecht aan te kaarten.