Christelijk erfgoed in de taal ~ Piñata als middeleeuwse zondebok
Op kinderfeestjes is de piñata niet meer weg te denken. Eén voor één mogen kinderen geblinddoekt met een knuppel naar de kleurrijke figuur in papier-maché slaan. Tot die aan flarden scheurt en er handenvol snoep uit vallen, tot groot jolijt van de bende.
Altijd gedacht dat het onschuldige feestartikel uit Mexico komt? Niet helemaal. De piñata gaat al eeuwen de wereld rond. Naar verluidt bracht Marco Polo het idee eind 13de eeuw mee uit China, waar hij het had leren kennen bij een ritueel voor een vruchtbare lente.
In Italië kreeg het ding zijn huidige naam, die zoveel zou betekenen als 'breekbare pot'.
De vorm met zeven kegels werd behouden en kreeg een nieuwe invulling: de kegels stonden voortaan voor de 7 hoofdzonden. Op de eerste zondag van de vasten werd het de gewoonte om die zonden te lijf te gaan met 4 wapens: een stok die stond voor Deugd, supporterende omstanders (Geloof) die aanwijzingen schreeuwen (Hoop) en de beloning achteraf (Liefdadigheid). De piñata als middeleeuwse zondebok dus!
De Spaanse kolonisator werd in Mexico geconfronteerd met een gelijkaardig gebruik ter ere van de Azteekse god van zon en oorlog in de nieuwjaarsperiode. Eén en ander werd gecombineerd en zo kwam de piñata terecht in een negendaags festival voor Kerstmis.
Vandaag staat het feestartikel helemaal los van de religieuze context. De vorm met zeven kegels maakte plaats voor allerlei kleurrijke figuren, van Spider-Man tot eenhoorn. Geen kind dat bij het vrolijke om zich heen slaan nog denkt aan een of andere doodzonde. Veel plezier!