Democratie
”In 1949, zeventig jaar geleden dus, konden de vrouwen in ons land voor het eerst deelnemen aan verkiezingen. Dat lijkt lang geleden, maar in het licht van de menselijke geschiedenis is het pas gisteren. Onze moderne democratie, met één stem voor elke volwassen burger, is dus een relatief recent fenomeen. We zouden dan verwachten dat we heel blij zijn met die democratie, maar in de praktijk wordt er steeds vaker gemopperd over de ‘crisis van de democratie’.
Er is inderdaad iets vreemds aan de hand. Hoewel we de voorbije zeventig jaar werden bestuurd door mensen die we één voor één zelf hebben verkozen, voelen velen zich steeds minder verbonden met de parlementaire democratie. In almaar meer landen gebruiken mensen hun stem om een sterke leider te verkiezen die zelf niet hoog oploopt met democratische instellingen en methoden, bijvoorbeeld door de rechterlijke macht of de vrije pers aan banden te leggen.
Ook in eigen land zien we een democratische vermoeidheid. Steeds meer mensen lijken niet meer te geloven in het systeem, zowel links als rechts. Het klimaatbeleid wil men plotseling toevertrouwen aan wetenschappers of een klimaatintendant. Onze parlementen of gemeenteraden worden in vraag gesteld en sommigen zien meer heil in een burgerpanel dat door loting wordt samengesteld. „Het parlement en de politici staan een deel van hun macht af aan de burgers”, lees ik daarover. Zou dat nu echt een goed idee zijn? Is ons vertrouwen in de democratie zo klein geworden dat we liever een panel hebben dat toevallig werd samengesteld dan een raad die we zelf hebben verkozen? Hoe klein is ons vertrouwen in onszelf en in onze medeburgers geworden? Willen we echt dat mensen die we zelf aanduiden worden vervangen door mensen over wie we niets te zeggen hebben?
Democratie is toch meer dan om de vijf of zes jaar gaan stemmen, luidt een tegenargument. [node:field_streamers:0] Dat is absoluut juist en zeer belangrijk. Het is essentieel dat burgers ook tussen twee verkiezingen in betrokken zijn, zich laten horen, inspraak krijgen. Alleen zullen verlichte wetenschappers, ambtelijk benoemde intendanten of toevallig gelote panels onze inspraak niet vergroten, maar net verkleinen. Het is absoluut een goed idee om te luisteren naar wetenschappers en specialisten, maar finaal zijn het verkozen politici die democratische beslissingen moeten nemen. Wetenschap reikt inzichten en instrumenten aan, maar zelden pasklare en onbetwiste oplossingen.
Is het niet ironisch dat we tegelijk het middenveld aan het afbreken zijn, terwijl dat juist een prachtig middel is om mensen permanent te betrekken en een stem te geven? Het gaat om grote en kleine organisaties, klassieke en nieuwe, die mensen verenigen omdat een verenigde stem veel luider klinkt dan een individuele. Bovendien dwingt lidmaatschap van een organisatie ons om eerst grondig na te denken over maatschappelijke problemen en samen te zoeken naar oplossingen. Wat een contrast met sociale media, waarin mensen vaak luid en agressief hun mening verkondigen, zonder naar een ander te luisteren.
Zou een burgerpanel de werknemers beter vertegenwoordigen dan pakweg een vakbond, kwb of Femma? Zou een buurtcomité waarin velen actief zijn de mening van uw straat niet accurater vertolken dan die ene, toevallig uitgelote buur?
Het is goed dat er wordt nagedacht over nieuwe impulsen voor onze democratie. Laten we evenwel niet te snel losse flodders bejubelen terwijl we instrumenten die hun deugdzaamheid hebben bewezen bij het huisvuil zetten. Een democratie die verkozen politici combineert met een mondig middenveld is tot nu toe met straatlengten voorsprong het beste systeem dat ooit in de praktijk functioneerde. Misschien moeten we dat maar eens herwaarderen en actualiseren?”
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be