Dood en ellende op een plaats van eindeloos plezier
Onlangs overviel me een lugubere gedachte. Terwijl ik mijn 2-jarige dochter in bad zette, vielen me haar badspeeltjes op: Sesamstraatfiguurtjes die bewegingsloos op het water dobberden, op de rug of op de buik. Ze deden me onwillekeurig denken aan de verschrikkelijke beelden van verdronken bootvluchtelingen die de dood vonden op de Middellandse Zee.
Flashback naar mei 1999. In een stoffige aula te Leuven luister ik naar Jacques Haers, die een college godsdienst geeft aan de derde licentie rechten. Hij roept het beeld op van de bedelaar op de grond in Brussel-Centraal. Velen gaan hem voorbij zonder hulp te bieden, maar haast niemand doet dat zonder een moment van wroeging, hoe klein en vluchtig ook. Net dat gevoel, zo universeel, wijst op het ethisch appel dat het gelaat van de andere in ieder van ons legt.
Wie blijft onbewogen bij de beelden van de dichte drommen mensen, vaak met kleine kinderen op de arm, die zich langs Hongaarse pechstroken en spoorlijnen te voet een weg banen naar een betere toekomst? Wie voelt zich als christen niet aangesproken door de oproep van onze paus om het evangelie vandaag concreet handen en voeten te geven door de vluchtelingen in ons land te helpen?
Als we nu niet in actie schieten, wat betekent ons christen-zijn dan nog?
Ook in onze kleine kapelgemeenschap willen we ons steentje bijdragen. Wat en hoe bekijken we graag samen met een organisatie met kennis van zaken, zoals Caritas International. Misschien kunnen we een gezin opvangen? Of een inzamelactie houden tijdens de advent, wanneer het kouder wordt en de eerste golf van solidariteit die ons land momenteel overspoelt, is weggeëbd? Misschien kunnen we een kerstmaal houden samen met vluchtelingen die in de buurt worden opgevangen? Ik ben ervan overtuigd dat, wat we ook doen, dit niet alleen de mensen in nood zelf ten goede kan komen, maar daardoor ook onze gemeenschap. Zei Jezus immers niet dat wie iemand van deze geringen opneemt, Hem zelf opneemt? Het zou wel eens een bijzondere kersttijd kunnen worden.
Onvermijdelijk dringt het beeld van de kleine Aylan zich aan me op. De kleine peuter ligt onverdraaglijk bleek en roerloos op het strand, de natte haren in het wassende water. Voor mijn dochter is diezelfde vloedlijn op het strand een bron van eindeloze pret en pootjebaden. Het contrast kan moeilijk groter en confronterender zijn. Ik hoop en bid vurig dat ook voor Syrische kinderen het strand weer een plaats van spel en geluk mag worden.