Duitse bisschop met tranen in de ogen tijdens paasgrap (video)
De ‘paasgrap’ van Stefan Oster, bisschop van het Duitse Passau, is – zacht uitgedrukt – opnieuw niet onopgemerkt gebleven. Het filmpje van zijn jongste paasgrap is op YouTube intussen 1,5 miljoen keer bekeken. Ook de vorige jaren lokte Oster honderdduizenden kijkers. Het feit dat hij dit jaar zelf zijn lach niet kon inhouden, maakt het filmpje extra onweerstaanbaar.
‘Als de grap een beetje aanstootgevend is, dan vraag ik om vergeving’, zei hij als waarschuwing. Al bleek dat aanstootgevende best mee te vallen.
De bisschop vertelde over een vrouw uit de grote stad die in de jaren 1920 op vakantie wilde naar een dorp in de Beierse bossen. Ze stuurde een brief naar de burgemeester van het dorp met de vraag of er ter plaatse wel een ‘wc’ was — stromend water was toen niet vanzelfsprekend. De burgemeester en de gemeenteraad wisten niet waar de afkorting ‘wc’ (water closet) voor stond. De pastoor van het dorp vermoedde dat ‘wc’ stond voor ‘Waldkapelle’ - wellicht schreven moderne stadsmensen Kapelle met een c, dacht hij. Met die overtuiging schreven ze een uitvoerige brief terug over hun ‘wc’. Die hadden ze al meer dan driehonderd jaar, meldden ze, er waren dertig zitplaatsen, en soms leidde de pastoor een gezamenlijk bezoek, met muzikale begeleiding van de blaaskapel. ‘Het doet ons altijd plezier als mensen van heinde en verre onze wc komen gebruiken’, besloten ze de brief.
Ooit een traditie
Vanaf de late Middeleeuwen was het een traditie dat de pastoor met Pasen een ‘paasgrap’ vertelde. De vastenperiode was immers voorbij, met Pasen was het feest en er mocht al eens gelachen worden. De ‘risus paschalis’ heette dat, de paaslach. Met name in Zuid-Duitsland werd de paaslach (Ostergelächter) populair.
De paasgrappen groeiden soms uit tot hele verhalen of zelfs toneelstukjes. Zo kreeg het vaak ongeletterde volk, dat de in het Latijn gevierde liturgie niet kon volgen, toch iets mee van de betekenis van Pasen. Vanaf de late middeleeuwen ontaardde de risus paschalis echter en mede door de Reformatie raakte de gewoonte in onbruik. Eind 17de eeuw vaardigde paus Clemens zelfs een verbod uit.
In Zuid-Duitsland bleef het gebruik zeker nog tot ver in de negentiende eeuw bestaan, en zo te zien nog altijd.