Op de fiets langs plekken van genade met ‘Tracing Grace’
De testfase
Je moet ergens beginnen. Ergens de eerste steen mee leggen. Voor de een is dat een eerste aankoop, voor de ander het bedenken van een naam. Als het opzet is campagne-matig een fietstocht te maken doorheen het Vlaamse land, en de naam ligt al vast, dan begin je met een testrit. Onderweg wil ik mensen aanspreken, en dat gesprek filmen met een Go Pro. Dat vergt wat technische ervaring. Hoe lang draagt je batterijvoorraad? Wat geven deze instellingen met dit apparaat? Dat soort dingen. Het fietsen zelf mag geen probleem zijn. Al was dát een jaar geleden wel anders.
Ik vreesde mijn uitverkoren korte afstandsverplaatsing, mijn favoriete ontspanning, mijn geliefkoosde manier om op vakantie te vertrekken… te moeten opgeven na een derde patella-ruptuur op 138 dagen. Niet dus, met dank aan mijn kinesist, die doorheen meer dan 100 sessies evenveel een mental coach was.
Een testrit dus. Op zondagochtend. Vreemde eend spelen tussen wielerpelotons. Een camera op het stuur, aansluitingsclip op de helm.
Met de fiets richt ik mijn vizier bij voorkeur noordwaarts. De grens en het buitenlandgevoel zijn te vlakbij om er geen gebruik van te maken. De gesloten grenzen sturen me dus het binnenland in. Dat spijt me niet. Ik neem het zoals het is.
De ochtend is nog kil, maar dat deert mij niet. Ik trap me wel warm.
Het duurt altijd even om het gevoel te krijgen écht vertrokken te zijn. Gekende fietsknooppunten als noodzakelijk kwaad om afstand te nemen: afstand van je werkplek, afstand van je keukentafel, afstand van de drukte in je hoofd. Het helpt dan om via een andere invalsweg de vertrouwde kerkdorpen binnen te rijden.
Velden, klaargemaakt voor het voorjaar, bevorderen een nieuwe kijk. Een man met een metaaldetector leest de vers opgerakelde voren, met dezelfde heupslag die ik herken uit mijn kinderjaren, als een grootvader de zeis wette om er het weiland mee te kortwieken. Hij wordt mijn eerste aanspreekpunt.
Eer ik mijn fiets heb neergelegd en de Go Pro mobiel heb gemaakt, loopt hij weer van me weg. Is het de gevoelige geluidsdetector die mijn stem of mijn stappen registreert: hij reageert op mijn vraag. “Of hij met mij een test wil doorstaan.” Het lijkt of de kleine camera, niet groter dan een luciferdoosje, sympathie opwekt sinds Arnout Hauben de wandelschoenen aantrok of Iedereen Beroemd aan je deur kan staan.
Na wat geïnteresseerde vragen over slaagkansen voor zijn zoektocht en plaatselijke geschiedenis, kom ik tot de kern van mijn zaak. Ik had al laten vallen dat ik testte voor Tracing Grace. De klankovereenkomst met Amazing Grace maakt het iets gemakkelijker: dat kan ik zingen.
Amazing Grace bestaat 250 jaar. Het werd geschreven door een slavendrijver die schipbreuk leed.
Twee scheepsmakkers verdronken. Hij overleefde. Het doet hem zich afvragen: “Wat ben ik het waard, dat ik nog leef?” Daarin ervaart hij genade. Al is het een woord waarmee je iemand kan platslaan, het heeft dezelfde stam als ‘gratis’. Gratia is ‘hetgeen je zomaar krijgt.’ Wanneer hij voor het laatst iets als dusdanig heeft aangevoeld? “Dat is een moeilijke vraag”, zeker op zo’n zondagochtend, al is hij zo rustig en met een camera op je neus, al is hij maar zo klein.
“Ieder huisje heeft zijn kruisje”, antwoord Kris, die ook geen aanstalten maakt om de onwennige situatie te ontvluchten. “We hebben thuis ons deel ook meegemaakt.” Maar hij is er wel doorgekomen? “Tuurlijk, tuurlijk”, antwoord hij resoluut. Hij heeft dat te danken aan de steun van zijn vrouw en zijn kinderen. “Samen sterk.” Familie en vrienden, vult hij nog aan. “Netwerken”, merk ik op, en ik leg hem uit hoe mijn fietstocht een netwerk wil zichtbaar maken van plekken die, ook in de toekomst en op vlak van geloof en zingeving, mensen willen ondersteunen.
Ik vraag hem of hij, als hij wil, dat “ieder huisje heeft zijn kruisje” met één woord concreter kan maken. Ik krijg het hele verhaal. Hun zoon is voor meer dan 80% gehandicapt. Zijn metaaldetector help hem om zijn gedachten te verzetten. Corona heeft de dagbesteding gedwarsboomd. En al is die regel intussen versoepeld, zijn vrouw heeft het er niet op, en dus is de jongen al meer dan een jaar voltijds thuis. “Neen, we hebben niet gevloekt toen hij werd geboren. We wisten het op voorhand. We hebben het genomen zoals het kwam.” De gynaecoloog had aangekondigd dat het een “zwaar geval” zou worden, en had zelfs -op zijn minst de indruk gegeven- er de voorkeur aan te geven het kind niet te laten geboren worden. “Dat zeggen ze dan zo vlak in je gezicht.” “Hij wordt nu 26 jaar.” Of er iets van ‘grace’ aanwezig is, als je hem ’s morgens uit zijn bed haalt? “Hij is met heel weinig content. Daar kunnen wij van genieten”. De andere zoon is tegenover gesteld: die compenseert het snelle contentement.
Een zware tractor komt het veld opgereden, maar houdt voldoende afstand. Zou het woelen in de aarde nog niet voorbij zijn? En zou het Kris iets opleveren? Dit eerst gesprekje, geheel sans gène, doet me uitkijken naar nog. Ik vervolg mijn tocht en zie de lente in veel gedaantes: bloeiende kerselaars, het frisse groen in de weilanden, barstende uitlopers van knotwilgen.
Vlak bij de Achelmansstraat, waar ooiteen F-16 crashte, wandelt Jos. Hij moet kilo’s kwijtgeraken. In een paar weken tijd is het hem gelukt er twee weg te wandelen. Hij let ook wel op zijn eten: twee grote frieten en vijf cervelaworsten waren voor hem klein bier. Je zou het hem niet geven. Wellicht heeft zijn carrière er mee te maken: hij werkte op een booreiland. Hij heeft overal gezeten. Voornamelijk in Dubai. 400 uren per maand waren geen uitzondering. Toen hij thuiskwam, was zijn vrouw er met zijn geld vandoor. Dat verhaal. Hij aanhoort het opzet van mijn gesprek. De rust in deze omgeving doen hem wel deugd. Hij heeft al verschillende waarnemingen gedaan: leeuweriken, zwaluwen. Hij lijkt iets met zwaluwen te hebben. Hij hing er een nestkast voor op, aan zijn huis. Het eerste jaar was er een sperwer in komen huizen.
Of er nu effectief zwaluwen in waren gekomen, bleef me onduidelijk. Het ging in elk geval over de ergernis die zijn vriendin uitte, over de vogelstront aan de gevel. Het was een evenwicht zoeken, kiezen zelfs tussen de vriendin en de vogels, maar “de nestkast hangt er toch nog altijd”, zegt hij lachend met een zucht van opluchting. Voor een man die plooide voor de dagelijkse bevelen om toch nog maar wat dieper te boren, wil ik dit geen oppervlakkig gesprek noemen. Verder graven is niet nodig.
Er zijn mensen die de knoopunten zo kunnen lezen dat het plezier van het onverwachte al verdampt is, nog voor ze de fiets opstappen. Dat is bij mij niet het geval. Integendeel! Kort voor de middag passeer ik zo het klooster waar Louis verblijft. Als ik eens kijk of hij thuis is? Ik ben aan een boterham toe en op een bankje op de speelplaats van de school kunnen we coronaproof bijpraten.
Tegen de muur kan de frisse bries ons niet deren. Dan is het niet zo erg dat ik, toch wat bezweet, stilzit. Ook voor Louis zou de wind geen goeddoen. Ik vond zijn parochie asiel, toen in mijn eigen parochie dakloos was. Ik stond op heide, bij hem was er klaver. Daarom zou ik ook in zijn kerk trouwen. Intussen had hij nog in een ander klooster gewoond, dat nu een vluchtelingenopvang was geworden. Daarom had hij gevraagd terug naar Hechtel te mogen komen. Hier was hij schooldirecteur geweest en -eenmaal met pensioen- een beetje verderop pastoor geworden. Hij deed twee keer in de week nog een mis in het bejaardenthuis, maar daar ging hij toch stilaan mee stoppen: hij is intussen 87 jaar. Daarbij kwam dat ze een stuk van het klooster gingen afbreken, ten voordele van de school. Enkel de paters die met de school betrokken waren, mochten er blijven wonen. Hij zou naar Oud-Heverlee verhuizen. Opnieuw verhuizen dus, voor de dertiende keer. Ik stond op zijn lijstje van mensen die hij nog een keer wilde bezoeken voor zijn vertrek, en deze ontmoeting zou daar niets aan veranderen. Louis is één van die priesters die ik bij mijn afscheid schaamteloos een kruisje vraag, maar er ook een teruggeef. Coronaproof deze keer.
Terwijl Louis aanschuift aan het middagmaal, overvalt me een volgende verrassing. Zouden cijfers me blij maken, ik zou in mijn planning het knooppunt herkend hebben. Het ligt vlakbij een stuk grond dat me dierbaar is. Ik moet er weliswaar het uitgestippelde parcours voor verlaten. Mijn GPS sputtert piepend tegen, maar ik volg mijn hart: Ik wil stoppen bij den hof van mijn schoonvader, gelegen aan de rand van het militair domein én zowat aan de rand van de samenleving. Hij zette er steevast een paar bijenkasten. Hij won op de kurkdroge aarde zijn dagelijkse groenten. Hoeveel kilometers hij daar te voet heeft afgelegd, beladen met emmers en gieters opgepompt water, niemand doet het hem na. Zijn hof was zijn hemel op aarde. Bijna elf jaar geleden hebben we er zijn assen uitgestrooid. Als buurman had hij Cor. Oudgediende in het Nederlandse leger. Als beeldregisseur kon hij er zijn creativiteit kwijt. Sinds zijn pensioen wellicht – moet ik eens navragen- veranderde hij zijn lap grond in een openlucht-expositie van installaties, oldtimers en allerhande brocante, verspreid tussen de bomen. Je kan er ronddolen. Ze doen je altijd via een ander paadje vertrekken van de chalet, waarin hij het hele jaar door woont, en terugkeren naar den hof. Ik wil Cor bezoeken. Het is zo lang geleden dat ik hem nog gezien heb. Ik ben er zeker van dat hij filosofische antwoorden gaat geven op mijn vragen, zo goed ken ik hem al wel. Bij de hof langsgaan, is ook bij Cor langsgaan. Zijn TV staat zoals altijd te spelen. Maar er komt geen reactie op mijn kloppen op zijn deur.
Ik geniet nog even van mijn Dasein, met de stille hoop dat Cor alsnog eens komt kijken. De lentezon verwarmt mijn zitplek beschut tegen de wind.
Ik heb een soort deadline ingesteld, om toch niet al te laat weer thuis te zijn. Ik zit mooi op schema. 15 km per uur als gemiddelde snelheid zal een goed referentiepunt zijn, als ik de route voor mijn project verder ga inplannen. Ik kan vandaag mijn stelling aan de test onderwerpen tijdens het tweede deel van mijn tocht.
Die brengt me niet langs ‘fietsen door de bomen’. Per ongeluk vermijd ik die toeristische trekpleister. Via een kanaalarm word ik tot aan de Blauwe Kei geleid. Al is er iets van voorspelbaarheid, ik wil de verwondering cultiveren. De bries over het brede wateroppervlak (de waterweg vloeit hier over in een aantal putten) staat nu pal op kop.
Ik zet me in het wiel van een duofiets: vader en zoon zitten naast elkaar op een driewieler. Moeder fietst er achter aan. Ze moest een inhaalbeweging maken: onder een brug had ze staan bellen. Met mij naast haar vormen we een perfect sqadron en ik vraag of ik zo even mag meerijden. De constructie van de duo-fiets en de toerusting met batterijen wijst er op dat vaker wordt gefietst. Corona is niet de enige aanleiding. Het fietsen is een goed alternatief voor de dagelijkse kine die zoonlief nodig heeft. Zo hoeft hij niet de hele daag in zijn rolstoel te zitten. Maar dan is het nog niet vanzelfsprekend: zijn benen kunnen hem niet dragen en ook stoppen tijdens de fietstocht voor een plasje lijkt er niet in te zitten. Toch maken ze een toerke van 40 km, zoveel als het kan en met Balen-Neet als vertrekpunt. Bij de Blauwe Kei en Dikke Louis neem ik afscheid van de helden van de ouderlijke zorg.
De voorbereiding
Kris woont langs het landbouwfietspad. In fietsparadijs Limburg geeft dat extra hoge scores!
Verzameld onder een afdakje staan aan haar deur een schoolbord op kinderhoogte, en een aantal spreuken. Sinds corona hangen er, als in een etalage, kleine aardewerken figuurtjes. Hartjes, mooi gelakt en vernist. Iets voor moederdag. En je mag het zomaar meenemen. Een vriend van me, die er in de buurt woont, had al eens gepolst bij haar man: “Waarom staat er geen spaarpotje bij, voor een vrijwillige bijdrage?” Op zich toch een eervol voorstel als feedback voor appreciatie? Maar voor Kris zou het daardoor aan de bedoeling voorbij schieten. Ze wil haar ‘bakseltjes’ hun weg laten vinden tot bij de mensen.
“Er waren er vandaag weer 18 meegenomen”, zegt ze met van dat warme licht in haar ogen. Het is zondagmiddag, en ik mag er mijn ‘bestelling’ gaan afhalen. Mijn vriend had aangevoeld dat zij de geschikte persoon was om op zijn minst haar de bedoeling van mijn fietstocht uit te leggen. Dan kon ik nog zien of ik haar durfde te vragen om voor een souvenir kon zorgen.
Ik had vanaf het begin, toen ik Tracing Grace nog maar in potlood uittekende, al een ideetje voor een ‘souvenir’: een aarden kruikje met een parel er in, naar het bijbelvers: “wij bewaren schatten in aarden kruiken.” Degene die ik er voor aansprak, had nog niet de technische mogelijkheden om het zelf uit te voeren. Dat Kris zelf een oven heeft, gaf natuurlijk mooie perspectieven. Maar daarmee had ik nog geen ‘ja’.
Die kreeg ik volmondig toen ik telefonisch mijn uitleg mocht doen. Vragend naar een manier van vergoeden, al was het maar voor het materiaal, of naar een goed doel, waarnaar ik dan iets kon overmaken, antwoordde ze “Dit is al een goed doel”.
Toen ik bij haar wegreed, zong Bart Peeters op de radio “Je gelooft niet wat een genstertje kan doen”
Dag 1 ~ Achel - Retie - Hoogstraten - Meersel-Dreef
Even na negen is mijn bagage aangehangen en mijn fietsvlag bevestigd. Ik kan er aan beginnen. Deze ochtend nog contact gehad met Christa, waar we de eerste stop hebben. Het leek niet gemakkelijk te zijn om een telefonische verbinding te leggen. Mogelijk omdat zij vanuit de auto belde. Maar omdat ik me voornam om via instagram impressies te geven aan de volgers en ik daarvoor dus mijn fairphone nodig heb, overviel me toch de vrees dat het ook mijn toestel kon liggen. En ik wilde echt niet meteen al een deel van het concept moeten schrappen, wegens defecte smartfoon.
De eerste kilometers lopen via het kanaal Bocholt-Herentals. Oud-collega Jan-mijne-man-die-alles-kan zal me opwachten aan de Blauwe Kei. Hij is mijn eerste logistiek ondersteuner. Hij zal wat foto’s maken onderweg, wat filmen en ‘op afroep’ mijn beperkte mobiliteit opvangen, ook als mijn er iets aan mijn fiets zou komen.
Mijn oog valt op een leeg kapelleke.
Het voorheen veel weelderigere geboomte dat de achtergrond ervan vormt, heeft te lijden gehad. Spontaan schoot de term kaalslag me door het hoofd. En een leeg kapelleke bij, de picknickbank niet eens aan de voet ervan. Is dit een beeld dat ik kan gebruiken? Ik keer even terug om er een foto van te maken. Wat blijkt: er staat een beeldje! Het is klein en is even wit als de achtergrond. De zware tralies ontnemen het zicht er op, maar er is iets! Ik heb een eerste verhaaltje, een eerste beeld. Is de eerste indruk van de Kerk niet een indruk van kaalslag, als je vergelijkt met ‘vroeger’? En lijkt er in het passeren inderdaad geen inhoud meer te zijn? Of neem je even de tijd om wat dichterbij te gaan, en te ontdekken dat er wel degelijk iets is. Misschien wat gecamoufleerd en ‘opgegaan in de omgeving’. God is immers een meester in de camouflage.
De ochtendstramheid is weggefietst als ik een ouder koppel passeer. Zij fietst als tweede. Ik laat me wat uitbollen en kan zo dezelfde snelheid krijgen als haar man, die ik wil aanspreken, als eerste gesprekspartner tijdens deze tocht. Was haar gezicht open en volop genietend van het moment, zijn blik is gefocust op de weg voor hem. Zijn wiebelend hoofd doet me vermoeden dat ik hem beter niet uit zijn concentratie haal door hem aan te spreken.
Rond tien uur zou Jan bij de Blauwe Kei. Even voor tien rinkelt mijn telefoon. Die stipte Jan ook altijd! Fietsend vis ik mijn toestel uit mijn fietstas, swipe de antwoordtoets noordwaarts, versterk het volume en klik ook de speaker aan. Intussen heb ik niet nagelaten Jan aan te spreken en te vragen of hij mij hoorde - de moeilijke verbinding met Christa deze ochtend in gedachten-. Met de speaker aan blijkt mijn vraag beantwoord te worden. “He Jan, ik kom er aan. Nog één bocht en dan zie ik de fietsbrug over het kanaal. Je zal me wel zien aankomen met mijn vlaggetje aan mijn fiets.” Als ik tijd laat om te reageren, zegt een stem: “Goeiedag, met Peter Gordts van Kerk&leven.” Ja zeg, dat ben ik dan weer! Het weekblad wil mijn exploot wat volgen en vraagt wanneer een fotograaf een plaatje zou kunnen schieten. Met de afspraken de eerst volgende dagen krijgt hij al een fraai lijstje van mogelijkheden.
Ik mag niet ontkennen dat ‘de projecten van Space for Grace in het nieuws werken’ één van de doelstellingen is van deze tocht. Ik was dus blij gisterennamiddag, in functie van de lancering overmorgen nog wat prutsend aan de website van de Pastorale Eenheid, in de nieuwsbrief van Kerknet mijn fietstocht alvast vermeld te zien. Nu dus ook een artikel in Kerk&leven leek als een tweede goal aan het begin van de wedstrijd.
Jan stond al even aan de Blauwe Kei. Als er een koppel fietsers stopt om de kaart te bestuderen, laat ik er geen gras over groeien en trek ik Jan mee in het bad. Ik loop wat hard van stapel. Ik ben iets te snel to the point, maar toch krijg ik antwoord op de vraag die ik meerdere keren wil stellen tijdens deze tocht: waar ze iets van Amazing Grace ervaren hebben. Voor mevrouw was dat het pensioen van mijnheer, waardoor ze nu alles samen konden doen en ook effectief alles samen deden. In mijn zelf-evaluatie stip ik aan dat ik wat meer aanloop moet nemen om te komen tot de kern van het gesprek, wil ik mensen niet al te veel overvallen.
We fietsen samen verder. De afstand tot Retie is niet zo groot, maar de dreven en jaagpaden naast het kanaal zijn des te mooier.
In Retie wordt het startschot gegeven, door Christa, voorzitter van het IPB.
Ze komt samen met ons aan bij haar huis. Het stagebezoek in de voormiddag verliep volgens timing. Met soep en brood bereiden we ons voor op de namiddag.
In de kerk zal ze me op pad sturen met een symbool voor het project van Hoogstraten- Meersel-Dreef. Het Amazing Grace wordt voor het eerst geregistreerd. Voor de kerktoren krijg ik een stuk touw. Bij elke halte zal dat langer worden, met bij elk stuk een eigen verhaal.
We proberen de basis te leggen voor een filmpje, waarin het visueel effect kan uitgewerkt worden dat het touw van het ene scherm naar het andere wordt doorgegeven en vastgeknoopt. We zien wel of dat lukt.
Christa zal ook meefietsen tot in Meersel-Dreef. We zijn blij dat Jan er bij is, als een steile brug over de vaart een behoorlijke hindernis vormt. De oudste van de grupetto blijkt tot het meest in staat: hij brengt twee-derde van het fietsarsenaal over naar de andere kant.
Een oude man neemt de gelegenheid te baat om met ons een babbeltje te slaan. Hij neemt me op mijn zwakste moment, als mijn GPS even het Noorden kwijt is. Moeiteloos somt hij een aantal wegen op, bruggen en sluizen, maar als je niet van de streek bent, is dat ‘niks gekurt’. Dat hij in Ford-Genk heeft gewerkt, is voor Jan de aanleiding om er een autobiografisch verhaal aan op te hangen. Ook hij was er tewerkgesteld, als jobstudent, zoveel jaar geleden. Als was het gisteren, herinnert hij zich de dag waarop hij zijn eerste ‘kezem’ mocht ontvangen. Zeventien-achthonderd frank. Niet niks! Maar een brug overstekend viel de enveloppe hem uit zijn hand en buitelde tot net aan de rand van de brug. Daar kon hij ze nog net oprapen. Amazing Grace, voegt hij er aan toe. Jan heeft goed opgelet. Amazing Grace zit hem in de kleine dingen! ;o)
Intussen wordt duidelijk dat mijn GPS een voorkeur heeft voor onverharde wegen en natuurgebieden. We hebben bij het vertrek in Retie al een bui gehad, en het gewicht van mijn bagage (mijn bagage, niet van mijn eigen lijfelijke verpakking!) speelt me parten op de wegels met mul zand, vooral als dat tot slijk verworden is. Het trekt me met mijn fiets telkens naar het diepste spoor. Op de verharde stukken kan ik wel weer bijbenen.
Bij de Liereman in Oud-Turnhout spreken we twee natuurliefhebbers aan. Ze zijn geëngageerd bij Natuurpunt. Ze gaan in op de uitnodiging om samen Amazing Grace neuriënd te zingen. Je hoeft toch geen tekst te kennen, om samen te zingen?
Wat verderop houden we plas- en koffiepauze.
Klokslag vijf uur komen we aan in Hoogstraten. Een uitgebreid verwelkomingscomité staat er ons op te wachten. Ik herken pater Kenny en Luc Vinkx, en wordt voorgesteld aan broeder Igor, die de rest van de avond alles zal filmen, pastoor Bart en de andere aanwezigen. Van op de beiaard klinkt al Amazing Grace en tegen dat muzikale decor duid ik de betekenis van het lied en het opzit van mijn tocht.
Als ook de burgemeester is toegekomen, worden we in de kerk verwelkomd door de pastoor. Ze staat vol met stellingen. “Is ze in restauratie? Het past bij de Franciscaanse roeping om de Kerk te herstellen.” De projectverantwoordelijke Luc Vinkx en de burgemeester van Hoogstraten sluiten daar bij. De goede samenwerking tussen parochie en stad mag er uit spreken. Er is een fierheid over de H.Bloedprocessie en over de St.-Katharinakerk, over het klooster in Meersel-Dreef en de betekenis voor de plaatselijke gemeenschapsopbouw, maar ook voor de toeristen die de gemeente aandoen. Christa sluit aan als voorzitter van het IPB en onderlijnt het belang en de betekenis van het Space for Grace-programma.
Heb ik mijn bijdrage geleverd het symbool te vervoeren, zij zal de noveenkaars van OLV ter sneeuw persoonlijk overhandigen.
Jos zal ons begeleiden naar Minderhout. Daar wachten enkele vormelingen ons op. Ze vertellen hoe ze aan de slag gingen met D-moed, een spin off van het Franciscaanse belevingscentrum. Dezelfde accenten werden als een catechetisch project vertaald in een doosje met gesprekskaarten. In het ene gezin worden ze letterlijk ter hand genomen voor een gesprek aan de keukentafel, in een ander gezin is het het onderwerp voor de dagelijkse wandeling van moeder met zoon. De gespreksvragen en -uitdagingen zetten één van de vormelingen aan om, gewapend met prikker en handschoenen, het zwerfvuil op het dagelijks wandeltraject te verzamelen.
Het is een fijne ontmoeting. Samen zullen de vormelingen het souvenirtje dat ik achterliet, als herkenningspunt voor deze ‘space for grace’ en ontdekt tijdens mijn Tracing Grace-tocht van 2021, een plekje geven.
Onderweg naar Meersel-Dreef, toch nog een 15-tal kilometer, valt me het nieuws van het thuisfront koud op mijn maag. Mijn moeder is onverwacht opgenomen in het ziekenhuis met vocht op hart en longen. De mooie rit door het natuurgebied langs de Mark, met oude vertakkingen en pittoreske natuurgezichten, brengt wat rust in mijn hoofd, maar zal de avond er niet minder intens door maken.
Aangekomen in Meersel-Dreef neem ik afscheid van Christa, die Jan ook mee terug zal nemen. Het is kwart voor acht - acht uur, en eer ze beiden weer thuis aankomen, zal de dag weer een paar uur ouder zijn.
Ik mag me tegoed doen aan een rijke broodmaaltijd, om tot slot van de dag nog een bezoek te brengen aan de Parochiale Kerngroep, die voor het eerst weer live vergadert, in het oudste gedeelte van het klooster. Er volgt een boeiend gesprek over ieders betrokkenheid in de parochie en over het impact van het belevingscentrum en kindernevendiensten voor de parochianen, naar aanleiding van Vormsel of Eerste Communie.
Een intense eerste dag wordt afgesloten in de kloosterkapel, waar Ilse Verachtert, begeleid door pater Kenny, een hemelse uitvoering brengt van Amazing Grace. Met Antonius op de achtergrond en wat vermoeidheid in lijf en leden, worden alle emoties gebundeld in een kaarsje voor het goede behoud van ons moeder in het ziekenhuis.
Tekst gaat verder onder de video.
Dag 2 ~ Meersel-Dreef – Mechelen
Ik ben op tijd om het ochtendgebed bij de Kapucijnen mee te maken. De app op mijn smartphone zal me wel doorheen het gebladerte van het brevier helpen. Maar ik loop al vrij snel vast. Dan maar actief luisteren. Er breekt een moment van stilte aan. Dat duurt. Dat duurt. Dat duurt. In Taizé is het een oefening om tot rust te komen. Oud-leerling, toen nog leerling Anton Schuurmans getuigde er ooit van in de startviering van het schooljaar. Wat in Taizé een oefening is, is hier topsport: een half uur stilte. En als het gebed herneemt, herken ik de eerste psalm van op mijn app. Nu pas begint het ochtendgebed. Wat voorafging, heet dan lezingendienst. We leren bij.
Na het ontbijt leidt pater Kenny me door het Franciscaans belevingscentrum. Hij beschrijft de aanpak, maar tegelijkertijd is het een persoonlijke oefening. Zonder de oefening in alle details te ondergaan, merk je hoe goed het doordacht is. Het laagdrempelig deze aanpak is. Hoe inspirerend het bezoek kan zijn. Niet alleen voor jongeren, maar voor iedere leeftijd, ieder op zijn manier. Van de zeven accenten uit de spiritualiteit van Franciscus zijn er al vier verwerkt in voor elk een aparte brochure. De Ipad zal de gebruiker nog beter kunnen rondleiden in de rijkdom ervan.
Met broeder Igor maken we de opnames voor het touw-idee. Dan is het stilaan tijd om verder te fietsen. Een stralend zonnetje langs de Marke doet deugd. Maar als je dan hier en daar nog een filmpje wil maken, en een berichtje wil sturen, ben je een uur later nog niet zoveel verder. De toren van Hoogstraten, mij gisteren door Christa voor altijd herkenbaar gemaakt, is nog steeds in het gezichtsveld aanwezig.
Aan een kapelletje stop ik. Een motard geniet er op een bankje van zijn drankje. Hij komt uit Schoten en heeft voor het eerst dit jaar zijn stalen ros van stal gehaald. Hij herkent Amazing Grace.
De grote baan kruisend en weer midden in de velden wordt mijn aandacht getrokken door een rij mensen die vrij systematisch een veld uitkammen. Ik wil eigenlijk weten waarom en waarvoor, en ik meen Italiaanse klanken te herkennen. Dat maakt het extra moeilijk om mijn nieuwsgierigheid te bedwingen. Maar tussen hun talrijke fietsen, staan een paar auto’s met Roemeense nummerplaten. Misschien kost mijn nieuwsgierigheid me teveel tijd, en laat het mysterie dus maar een mysterie blijven. Een onbeantwoorde vraag.
Ik laat de verkoopplekken van fruit (aardbeien uit Hoogstraten!) links liggen, en krijg daar niet veel later hoe langer hoe meer spijt van. De tegenwind is niet zo sterk, maar wel aanwezig, en dat laat zich lezen op mijn energiebalans. In Brecht is een broodautomaat en met het bodempje van mijn bidons wordt dat mijn middagmaal: een paar sneden droog brood en een slok water. De overschot van het brood kan ik misschien ruilen voor het vullen van mijn bidons.
Het vrouwtje aan de andere kant van de straat lijkt wel iets met het brood te kunnen: ze heeft een hond. “Het komt vers uit de automaat”, reageer ik nog vanuit mijn spaarzaamheid, maar schakel over naar mildheid: na een coronajaar zijn we getraind op argwaan voor alles wat onontsmet binnen wordt gedragen. Ze is moeilijk te been, en loopt me voor naar de keuken. Daar staat de overschot van een bereide en aan huis bezorgde maaltijd. Om de juiste deur naar buiten te kunnen kiezen, check ik even af. “Is het deze deur?” “Ja, want achter de andere zijn ze mijn man aan het masseren.” Ik neem het niet op als uitnodiging om er verder op in te gaan. Ik voel me een soort storend element tijdens het middagritueel. Empathie kan dan een averechts effect hebben, houd ik me voor.
Gelukkig is er wat verder hoeve-ijs. De batterijen worden er figuurlijk geladen in een gesprekje met de uitbaatster en het uitzicht over het malse gewas. Ik moet stilaan ook mijn timing in de gaten houden. Half zes in Mechelen, is ons gevraagd. Onderweg zal ik Addy wel tegenkomen. Hij fietst me vandaag tegemoet als logistiek ondersteuner.
Mijn GPS speelt me nog eens parten. Op 20 meter na niet nauwkeurig zijn, scheelt een boel als je aan deze kant van de vaart zit, en het had de andere kant moeten. Toch maar voorwaarts. Er lijkt geen groot verschil te zijn tussen terugkeren en verder rijden. De route draait nu toch wat veel weg van de vaart. En de afstand tot het doel blijkt weer rond de vijftig te hangen. Ik bereken de gemiddelden die nodig zullen zijn om op schema te blijven. Maar doorheen Sint Job in ’t Goor fietsend, bereik ik weer de vaart en de afstand tot het reisdoel wordt herberekend. Dat er weer een getal van rond de veertig staat, stelt gerust.
Langs het water fietsen is toch altijd pittig. Op kop voelt een briesje aan als een flinke bries, en dat tal van olijke 65-plussers op hun elektrische fietsen wind mee richting St.Job rijden zorgt voor een schril contrast. Maar ik volg de knooppunten richting Deurne, waar Addy in het Rivierenhof blijkt te zitten. Hij heeft zijn plas voor mij opgehouden, dat ik zeker niet voorbij kon fietsen. Nu mag hij op zoek naar bevrijding. Als een man een opmerking maakt over mijn fietsvlag, moet ik natuurlijk duiding geven.
De Antwerpse fietspaden binnen de bebouwde kommen laten wat te wensen over: openingen tussen de betontegels trekken mijn achterste wiel in een spoor. De drukte van het verkeer vraagt extra aandacht. Ook Addy ervaart het als lichtstresserend. Op zoek naar aansluiting met het eerste knooppunt had hij al een tiental kilometer door Mechelen gemaakt, zonder echt vertrokken te zijn. Als dus de F1, de fietssnelweg tussen Antwerpen en Mechelen wordt aangeduid en mijn GPS stuurt ons daar heen, dan sputteren we niet tegen. Soms moet je kiezen voor efficiëntie. We zijn per slot van rekening aan het werk! (Ik toch.)
Bij het woonwagenpark aan de rand van de stad geven we een seintje aan onze gastheer Guido.
Als directeur van de Koning Boudewijnstichting heeft hij wel vaker ontvangstcomité gespeeld, lijkt me. Hij filmt onze aankomst en samen met Mimi ontvangt hij ons hartelijk. Bed en douche staan ter beschikking. Even na zes moeten we spik en span klaar staan voor het avondmaal bij An en voor het avondprogramma. We maken kennis met Jan Arnalsteen, de pastoor en hebben een smakelijke maaltijd, met hemelse modder als dessert.
In de mooie gotische Onze Lieve Vrouw over de Dijle wachten de projectteams ons op. Bij hen ook Myriam Heeremans, die na de verwelkoming door Guido Knops het communicatieproject voorstelt en Chantal Vanhuffel.
Onder de aanwezigen is ook Bert de Leenheer, die als specialist vanuit Galerie Transit een sterk duo vormt met specialist An Volckaert. Hij geeft ons wat uitleg als we (de Rubensiaanse Jordaens, of is het de Jordaense Rubens? …Soit:) de wonderbaarlijke visvangst van dichtbij mogen bekijken, met hetzelfde enthousiasme als waarmee hij een volgende tentoonstelling aankondigde en beschreef. Het is een mooie avond en ronden het af met een laatste glas in onze ‘refugio’.
Dag 3 ~ Mechelen – Gent
De gulle ontbijttafel is een troostende gedachte bij het aangekondigde weer: felle wind en regenbuien. In de voormiddag kan het geen kwaad. Dan zijn we onderdak. Opnieuw in OLV over de Dijle, waar het nieuwe kazuifel wordt voorgesteld door de ontwerper. Assorti bij de vergulde vis op het altaar, het eerste artefact in moderne stijl. Bij de restauratie na WO II, begin jaren zestig, konden de liturgische vernieuwingen van Vaticanum II immers geïntegreerd worden. Dat resulteerde in dit granieten altaar met de IXTUS, zowel in woordbeeld als in vorm aanwezig. De uitvoering van Amazing Grace door Wannes Vanderhoeven, begeleid op het orgel door Jeroen Keymeulen, accentueert weer andere elementen, die het lied zo bijzonder maken. Zowel Jan Arnalsteen als deken Dirk De Gendt, bevlogen sprekers als ze zijn, belichten de betekenis van de twee goedgekeurde projecten.
An Volckaert geeft de betekenis van het symbool dat ik mag meenemen naar de doopkapel. Bij het verlaten van de kerk speelt opnieuw een beiaard Amazing Grace. Aan het station neem ik afscheid. Om me klaar te stomen voor een nieuw hoofdstuk neem ik een de stoptrein van Mechelen naar Gent. Anderhalf uur even niks.
Gent verwelkomt me met een buitje. Het fietsen parallel met de tramsporen vergt mede daardoor opnieuw even een hogere concentratie. Het gewoon fietsen lukt me steeds beter.
In dit soort situaties wordt de wolf van Gubbio in mij wakker: de angst om met mijn beladen fiets te vallen, al is de bagage wat gedoseerd: het overtollige is terug met Addy mee naar huis.
Als ik aankom bij de orthodoxe kerk, is de zon weer doorgebroken. De deur is op slot, maar ik herken in de arriverende fietser deken Jurgen François. Ik leerde hem kennen in 1992, toen ik fietsend vanuit Vezelay Taizé voor het eerst bezocht.
Het is aan de andere kant te doen, in het oude Elisabethbegijnhof. De fotograaf van Kerk&leven, de iconenschilder Joris van Ael, Henri, mijn logistiek ondersteuner, Dieter van Bellem, Joris Polfliet.. een voor een komen ze naar buiten. De fotograaf doet zijn werk. Morgenvoormiddag mag ik een icoon meenemen naar Labyrint. Touw en fiets worden mee in beeld gebracht.
In de orthodoxe doopkapel wordt duidelijk hoe de voorganger van Vader Dominique op zoek ging naar een lokale orthodoxie.
Het uit zich nu in de afbeelding van een aantal Vlaamse heiligen in het grotere geheel van het doopthema, dat Joris van Ael hier in fresco’s uitwerkte. Hij is een ambachtsman, heeft zich de orthodoxe theologie eigen gemaakt en heeft naar een eigen stijl gezocht om in de traditie zijn eigen inbreng te doen. Wat hij zegt en duidt, is als dure, kostbare en smaakvolle wijn. Het Space for Grace-project zal er hier in bestaan die wijn ‘versneden’ wordt (in dit woord alleen al zit de pijn van misschien op één of andere manier te moeten inboeten) naar een drank die niet alleen voor fijnproevers geschonken wordt. Met de nodige introductie kan dat lukken.
Tekst gaat verder onder de foto.
Tijdens een kort gebedsmoment aan de andere kant van de straat, in de St.-Andreaskerk dus, smeden onder andere de persoonlijk in te brengen intenties verbinding. De vierstemmige acclamatie ontroert. De gezondheidstoestand van ons moeder wordt door de aanwezigen in gebed gedragen. Een glaasje in de ontmoetingsruimte geeft gelegenheid om kennis te maken met Veronique, die ook in het projectteam zit.
Nu kunnen Henri en ik op zoek naar onze overnachtingsplaats: het seminariehuis in de schaduw van de Sint-Baafs. Als ik de laatste clustersamenkomst technisch heb voorbereid, krijg ik verlof om het weekend in te zetten. Op een terrasje, niet ver van de deur, maar met goeie kost en een lekkere slaapmuts is de toch frisse avond best verteerbaar.
Dag 4 ~ Gent – Aalst
Het gebeurde nog dat we samen aan tafel zaten, toen we allebei bij de Dominicanen woonden in de Ravenstraat in Leuven, maar nu Lode van Hecke bisschop van Gent is, is het anders ontbijten. Hij vertelt doorheen tal van anekdotes enkele ideeën, die misschien nog niet meteen, maar ongetwijfeld hun invloed zullen hebben op het beleid dat hij wil voeren. Anderhalf uur hangen we aan zijn lippen. Zou hij dat stukje van het trappistenleven intussen verleerd hebben, het silentium tijdens de maaltijd?
We moeten ons zelfs wat spoeden om op tijd bij Labyrint te zijn, dat vandaag in het Sint-Baafshuis samenkomt.
De viering van Sint-Rita maakt de gebruikelijke ontmoetingsplek tot ontoegankelijk gebied. We hebben zowat het hele mooi gerestaureerde gebouw gezien, als we via de juiste trap de juiste zolder vinden. We nemen deel aan de sessie zoals de anderen. Een aantal mensen wordt verontschuldigd, onder andere Wim, die me gisteren opbelde en er erg verveeld mee zat dat hij niet kon meefietsen. Hij is op zijn pols gevallen, en die doet erg pijn. Hij gaat er deze voormiddag foto’s van laten maken. We zeggen net als de anderen onze naam en krijgen het opzet uitgelegd.
Drie stappen leiden ons doorheen het labyrint: loslaten waar we mee bezig zijn, ontdekken wat ons verrijkt en dat transformeren naar de plek waar we leven. L(oslaten) O(ntdekken) T(ransformeren), het lot, een levensweg. Iemand zei “Ik kreeg maar psychologische begeleiding voorgeschreven en psychologische begeleiding. Ik had geestelijke begeleiding nodig!”
Vandaag is het thema Amazing Grace, hoe kan het anders? Voor elk van de deelnemers, dus ook voor ons, zijn heel wat elementen van de tekst al ervaren en doorleefd. Voor één van hen is de vaccinatie een behoorlijke drempel. “Vraag naar de naam van wie je vaccineert,” raadde iemand aan. Zo gebeurt. De naam van de student verpleegkunde die het spuitje zal zetten? Grace!
Martine wil het lied Amazing Grace zingen, en als ik spontaan vraag het te mogen filmen, is dat een schot in de roos. In alle broosheid en kwetsbaarheid zindert de tekst onder het gebinte. De eigen invulling van Amazing Grace door Wim Christiaens, uitgeschreven in een gedicht, raakt me minstens even veel. Het woordenspel, de symboliek. Prachtig!
Amazing Grace
We staan te gapen aan de koffieautomaat,
de kassa zonder cash,
de crèche, het fornuis, de rimpels in de lakens.
De vogels prikken ‘s morgens
gaatjes in ons humeur.
Tussen waarde en waanzin
ploegen we ons leven.
We zijn verdeeld door gestorvenen
en malle goden die in ons woeden.
Maar Hij knipoogt,
naar jou en mij
in de teneur van de wolken die
één voor één
voor de zon schuiven.
Ik ben zijn oogappel, hij is mijn appél:
Laat je liefde
niet ranzig worden, smeer haar, deel haar
met het brood, laat het licht schijnen
door de gaatjes in je humeur.
Geloof dat je wordt liefgehad.
Je bent het waard.
Wim Christiaens
Het touw dat ik meekrijg is samengesteld uit stuk voor stuk broze draadjes, maar door huishoudelijke handen verweven met het leven van elke dag. Ze kozen voor een zilvergrijs touw gekozen dat gehaakt en gevlochten is, omdat genade soms iets bijzonders is dat je te beurt valt (zilver), soms iets is dat je pas ziet wanneer je de dagelijkse dingen aandachtig waarneemt (grijs). “Genade is iets dat zich verbindt met het dagelijks leven (handwerk van het haken) en zich vervlecht met de gewone dingen (vlechtvorm van het touw). Dit touw past ook bij Labyrint, vermits we ons toeleggen op de spiritualiteit van het dagelijks leven.”, aldus Adelheid Verstraeten. Het zal een bijzondere schakel blijven in mijn verbindende ‘ketting’ van ontmoetingen.
Op de vraag of ik nog ooit ga komen meedoen, kan ik geen volmondig neen zeggen. De ontmoeting heeft mij teveel beroerd, om een volgende kans die zich voordoet, wanneer dan ook, zomaar onbenut te laten. Ik beloof de opname aan Martine te bezorgen, en koester de tekst van Wim. Deken Jurgen François loopt nog even binnen, en dat wordt door de organisatoren ten zeerste geapprecieerd.
Het broodje achteraf smaakt. Als we beneden komen, blijkt Luc tevergeefs mij gecontacteerd te hebben. Hij is al nat geworden van de bui die tussen Beervelde en Gent uit de hemelsluizen spoelde. Hij neemt de taak van Henri over als logistieke steun.
Henri zoekt zijn weg naar het station, als ik mijn fiets weer klaarmaak voor de volgende etappe.
Er is lichte regenval, als we Gent uitfietsen. Maar die lijkt te stoppen. We volgen nog maar pas de Lei richting Wetteren, als een gezin met vier kinderen en bepakt en bezakt voor ons uitloopt. Zoiets vraag om een gesprek. Ze wandelen de GR nummer zoveel, en zijn vetrokken vanuit Gent. Vader hoeft niet lang na te denken als ik over Amazing Grace begin. Hier staat hetgeen me als een genade is overkomen, maakt hij in één beweging met het hoofd duidelijk.
Net niet in Wetteren steken we een kleine karavaan voorbij. Twee vriendinnen met hun kinderen gaan kamperen. Elke fiets is goed beladen. Ze zijn zo goed als aangekomen. Alleen de brug van Wetteren moet nog genomen. Ze hebben er wel zin. Vorige ervaringen smaakten naar nog.
Luc en ik hoeven niet de brug over te steken. Wij kunnen terecht bij het veerpont dat de beide oevers van Schellebelle verbindt. Intussen pakken donkere wolken zich samen. Van een schuilplek maken we een koffiepauze. Of op zijn minst een patékesmoment, want de koffie ontbreekt. Mijn GPS lijkt daar niet altijd tegen te kunnen: pauze nemen. Hij is dan altijd verward. Door het adres in te geven en de route te laten herberekenen, geraakt dat meestal opgelost. Maar de regen houdt niet op. En sommigen wegen zijn onderbroken voor rioleringswerken. Modder en slijk vergen dan weer wat heldhaftigheid.
Blindelings volgen we de richting die Teasi aangeeft. Wichelen lijkt daarbij de rode draad. Wellicht door de knooppunten maken enkele rare lussen en komen telkens terug uit op het fietspad langs het spoor. Toch daalt het aantal kilometers tot het reisdoel: Emmaüs Aalst. We zijn een uur in vertraging als we de banieren bereiken het herkenbare logo dragen. Ook Filip is al daar. Via Nele bezocht ik Emmaüs al een keer, lang voor er sprake was van Space for Grace. Ik kreeg even tijd om wat droogs aan te trekken. Want we zijn deze keer écht nat.
We gaan in gesprek met Greet, Nicole, Marc, Wim en Vonnie. Emmaüs speelt een specifieke rol, door verschillende vrijwilligers te ondersteunen en te inspireren. Die zijn werkzaam in de parochies waar ze wonen. Jean-Paul Vermassen, die mee aan de wieg stond van Emmaüs, had het destijds over drie kerntaken die Emmaüs kon vervullen: forum, draaischijf en doorgeefluik. Ondertussen is Emmaüs geëvolueerd tot een stille plek in de stad met gevarieerde activiteiten. In Emmaüs kunnen leerkrachten, catechisten, (groot-)ouders terecht voor bruikbaar materiaal of voor een bezinningsmoment met groep of klas.
In feite geldt dit bezoek niet als een bezoek aan een project. Bij het Space for Grace-project zijn ook de Odisee Hogeschool, het Priester Daens-college en het dekenaat betrokken. Emmaüs is gewoon een partner. (Wat heet ‘gewoon’?) Als symbool voor de volgende groep kreeg ik een flinke steen met tekstopschrift mee voor de Hemelse Gaarde. Nicole en Greet zullen beiden morgen ook aanwezig zijn in de viering op de Hemelse Gaarde en kunnen dus de boodschap persoonlijk uitspreken. Ik ben dan de koerier, de tussenpersoon. De steen gaat mee in mijn fietstas.
We overnachten in Meldert. We kunnen er mee-eten. De groenten zijn van eigen hof. De portie kip is gul. Er is ook een nagerecht en wijn voor de rest van de avond. Ik ging nochtans vroeg slapen. Martine Vandeputte heeft dan ook veel te vertellen…
Dag 5 ~ Pinksterochtend in Erembodegem
De nacht heeft niet gebracht van wat er werd verwacht. Luc had er iets anders bij gedacht. Maar het ontbijt bij Martine smaakt. Een collega slaapplaatsaanbieder blijkt een vriendin te zijn geworden. Als vanzelfsprekend wordt ze mee ingeschakeld om het ontbijt te verzorgen. Met goede bedoelingen heeft Martine de doorweekte schoenen en het natte regenpak van Luc dicht bij de kachel gehangen. We hopen dat de GoreTex niet te veel werd verwarmd en zijn waterdichtheid heeft behouden.
Op zijn zondags zetten we aan naar Erembodegem. De kerk ligt inderdaad tegen een weids landschap. Stoelen worden een schoongemaakt. Bedrijvigheid alom om na lang nog eens met vijftig buiten te kunnen vieren. Gert geeft mijn fietstocht een extra dimensie. Ze vernam het plotse overlijden van Kris van Strydock, de pastoor betrokken bij het project van Kleine Brogel, en weet dat ik met dat projectteam aan zijn graf mijn tocht wil afsluiten. Of ik een kei wil meenemen, als herinnering namens de WErkgroep Pastoraal op School (WEPS), voor de kei die Kris was en voor alle keien dit Kris verlegd heeft in de rivier van veel mensen op aarde.
Ik bel even met mijn moeder. Is het de ochtend? Een vorm van vermoeidheid. Wat verwarring? Zo goed als het gaat probeer ik haar stem en haar gemoed in te schatten.
Dan is het stilaan tijd voor de viering. Het koor is al volop aan het oefenen. De opname van Amazing Grace wordt nu al afgewerkt. We spreken even af waar ik een bijdrage kan leveren door het lied en mijn tocht te duiden.
Het is genieten vanaf het eerste moment. De dreigende wolken, de felle bries... niets houdt deze goegemeente tegen om Pinksteren te vieren. De liederen spreken het hart aan. Het creoolse Onze Vader geeft mij kippen-vel. De drijvende kracht van Hildegart en Gert en Koen en Katrien en Peter is ook in de viering voelbaar aanwezig. Dit is het soort eucharistievieringen-zoals-ze-ooit-bedoeld-moeten-geweest-zijn.
De plannen voor de tuin worden voor iedereen voor de zekerheid nog eens uit de doeken gedaan. Waar we zitten, komt een wadi. Dat het water er wel zal blijven staan, leidt geen twijfel. Als zitten we vrij hoog: de rijke bodem ligt drassig en nat. Bij het symbool voor Waregem, waar alles nog in de kiem zit, hoort als vanzelfsprekend bloemenzaad. Een kaartje met twee teksten geeft de inspiratie voor de Hemelse Gaarde door.
Na de viering mag ik de eerste wilde wingerd planten. Die mag tegen de kerktoren zijn weg vinden. Ik vraag de aanwezige kinderen een hand te helpen, zodat zij later, als zij met hun kinderen naar de Hemelse Gaarde komen, kunnen zeggen: die heb ik nog helpen zetten.
Om deze start af te sluiten worden er pizza’s besteld. Het woord afterparty valt, niet geheel ten onrechte. Het lijkt een ré-unie te zijn van Godsdienstwetenschappers. Enkel Marleen, de zus van Luc, lijkt te ontbreken.
Kort na middag zetten we koers naar Waregem. Mijn GPS stuurt ons langs de grote steenweg. Prettig fietsen is natuurlijk anders. Maar nu zijn de hellingen wel overzichtelijk. En het is een vorm van ‘efficiëntie’: je overbrugt op een rendabele manier een aantal kilometers. Straks zullen we de route nog wel eens herrekenen en kiezen voor de kleinere baantjes. Volgens een afgesproken regelmaat wordt er even gerust. Naast de kerk van Kwatrecht staan een aantal tafeltjes. Het terras is zo aangelegd, dat je spontaan langs de zijdeur de kerk binnengaat, als staat er een bordje met ‘enkel personeel’.
Binnen wordt pas duidelijk wat het spandoek aan de toren wil zeggen. Deze kerk, onttrokken aan de eredienst, is effectief omgebouwd tot brouwerij. De jongeman achter het buffet blijkt mede-uitbater te zijn. En met een fiere gedrevenheid vertelt hij over het concept, dat beoogd wordt. Duurzaamheid, kwaliteit, pure smaken. Geen additieven, geen extra technieken. Hij vernoemt ook het extra bod en de keuze om het interieur samen te houden en te integreren, al was het niet voorzien in de oorspronkelijke verkoop. Het voelt aan als respectvol: ze willen het verleden niet wissen en het geheel bewaren.
Pas bij het naar buiten gaan, merk ik het flesje op dat het Heilig Hart-beeld kreeg toegestopt.
En dan begrijp ik al wat beter de Poolse bezoeker die maar niet kon begrijpen dat in deze kerk een brouwerij was ondergebracht. Toch haalt de authenticiteit van de jongeman die ons zijn verhaal deed het op dit (m.i. minder smaakvolle) element. Oordeel zelf.
Met een tweede Pinksterdag in het verschiet, wordt deze Pinksterzondag ineens zondagser dan verwacht. Luc kan een dag langer meefietsen, wil zelfs tot Waregem meegaan. Er is één praktisch element dat dan nog moet gefixt worden: een extra slaapplaats in St.-Eloois-Vijve. Een eerste kwestie is dus die gastheer proberen te bereiken. Uiteindelijk lukt dat, maar dan het is een kwestie van dat extra bed. Dat blijkt een brug te ver. Zelfs een matras op de grond zit er niet in… Fietsend sijpelt een herinnering binnen. Posts van Troesjka en Herwig zijn te linken aan.. St.-Eloois-Vijve! Beiden Chiro-addicted gaven ze de microbe door aan hun drie dochters, die op hun beurt opgroeiden in Chiro-uniform. In die context kwam de plaatselijk chiro-afdeling ter sprake, én de vermelding van hun woonplaats. Of zij goede raad hebben… Hun antwoord vertaalt zich in gastvrijheid. En hun straat blijkt dezelfde te zijn als het adres, aangevraagd via Vrienden op de Fiets. Het kan verkeren.
En zo beland ik bij de voormalige directeur van Welzijnszorg, die me engageerde om Robby in theatervorm naar lagere scholen te brengen, en bij Troes, net als Herwig een oud-studiegenoot. Ook Luc komt nog even langs, om af te spreken voor morgenvroeg en de dag ‘smaakvol’ af te sluiten met goede muziek op de achtergrond en zon in een glas wijn.
Dag 6 ~ Een nieuwe start in de gulle regen
Onder een druilerig wolkendek fietsen we naar de kerk van de Biest, aan de rand van Waregem. De plaatselijke St.-Michielsbeweging vond er haar thuishaven. Uren vrijwilligerswerk werden er geïnvesteerd, uren gemeenschapsgevoel werden er beleefd. Maar in het kerkenplan stond een andere bestemming voor het gebouw: de modernere architectuur nodigde de stad uit om er een sociaal ontmoetingscentrum van te maken. Was het dat dan al niet? Zou de drempel zo hoog geweest zijn? Vanuit mijn aanvoelen konden dat de redenen niet zijn, maar de beslissing werd wel genomen. De St.-Michielsbeweging moest verhuizen.
Na de eerste verwerking werd bewust gekozen om van de nood een deugd te maken. Het voormalige klooster van de Karmel werd verbouwd en uitgebreid als woonzorgcentrum. Als we vragen om daar te mogen intrekken. De belangrijkste accenten van de beweging liggen op ‘samen vieren’ en ‘inzet voor de medemens’. Door met de jongeren en de jonge gezinnen in te trekken in het woonzorgcentrum worden alle generaties weer vertegenwoordigd. Zowel in het vieren, als in de vriendschappen die kunnen ontstaan door een rolstoel te duwen, een wandelingetje te maken, contact te leggen.
Symbolisch stonden de jongeren ons dus op te wachten aan de kerk van de Biest. Ze vertelden wat ze er tot nu toe beleefd hadden.
Fietsend zou ze ons begeleiden naar hun nieuwe stek. Ik legde de link tussen de naam van het gehucht en de biestmelk: de allereerste melk die een pasgeborene meteen meegeeft wat hij nodig heeft aan vitaminen en anti-stoffen. De kerk van de Biest had hun wellicht ook op één of andere manier een voedzame basis gegeven. Nu brak een nieuwe fase aan.
Het waren toch nog enkele kilometers, en ik moest het afleggen tegen de jeugdige onstuimigheid. Gelukkig wachtten ze me telkens op na een klim tegen het viaduct, zodat we mooi samen aankwamen. Het miezeren hield even op. Tijdens de viering zou het weer volop gaan regenen. Intussen nam ik afscheid van Luc en maakte ik kennis met Sofie. Wat heet kennismaken? Online hadden we elkaar intussen al vaker gesproken en ook in haar thuisbasis, de woordenwinkel Symposion in Brugge, hadden we elkaar al ontmoet. Ze was zelfs nog ‘een examenvraag’, toen inzet voor het vak Godsdienst niet in procesevaluatie werd vertaald maar met quoteringen op examenvragen.
Zij zou het proces van verweving mee begeleiden en kwam nu de lucht snuiven. Als vieren inderdaad belangrijk is voor de St.-Michielsbeweging, dan was deze opstart een goede barometer.
Het engagement van de orkestleden en de zingende jongeren, de levensbetrokken elementen en de inbreng van de voorganger -uiteraard- zorgden dat -ondanks het getik van de regen op het tentzeil, de geut water die af en toe uit een plooi ontsnapte en onverwachts wat voor gekletter zorgde op de stoepstenen- ook deze tweede Pinksterdag het waaien van de ruach Elohim tastbaar werd.
Tekst gaat verder onder de foto.
Om de samenwerking tussen de St.-Michielsbeweging en Curando te bezegelen, zou er een tulpenboom geplant worden. De juiste plek moest nog bepaald, en de regen was nu te hevig om provisoir een plekje te bepalen: zo gul als de regen, zo bloeiend mocht deze tulpenboom elke lente opnieuw haar hoop laten zien op wat nieuw was en om wat komen zou. De wijding ervan was, net als de ‘offergave’ van mijn koord, de uitleg van Amazing Grace en de vertaling van Wim Christiaens, één van de élementen die de rode draad doorheen de viering vormden.
Op aandringen van Sofie en na de ontdekking dat de deur helemaal niet op slot was, konden we de verbouwingen van de kapel gaan bekijken. Omdat er deze week een belangrijke werfvergadering was, probeerde Sofie nog zicht te krijgen op wat voor de St.-Michielsbeweging wenselijk was. Ze werden weliswaar pas in de loop van het proces betrokken partij, maar idealiter zou hun inbreng dan toch ook worden meegenomen in het grotere plaatje van inrichting en afwerking.
Ook hier bleven de medewerkers picknicken, en leerde ik informeel de mensen wat kennen. Een openbrekend wolkendek gaf perspectief op de namiddag: ik zou tot in Gent fietsen en daar de trein naar Mechelen nemen. Tot mijn overnachting in Herent had ik dan toch nog wat fietskilometers.
Bij elke trap in een station van overstap werd me hulp aangeboden door medereizigers om mijn fiets boven of beneden te krijgen. Goed op dreef vanuit Mechelen kreeg ik nog een flinke regenbui over me heen. Tussen Kampenhout-Sas en Herent de steenweg volgend, -nat tot op de draad- ruikt bijna naar een heldendaad, maar dat viel wel mee.
Te mogen aankomen bij Jeroen en An en hun drie dochtertjes, als allereerste fietsgast ooit, was thuiskomen op een warme plek, waarbij een warme douche de regenellende snel wegspoelde en de babbel in de avond de tijd deed vergeten.
Dag 7 ~ Een Luisterend oor(d) in mensengestalte
Tracing Grace streeft geen heldendom na. Ik had me met de fiets van Herent naar St.-Truiden kunnen verplaatsen. Maar een lazy ochtend met wat computerwerk deed wel deugd.
Onderweg naar het station van Leuven steekt een fietser me voorbij. Hij scout mijn tandwielen en ketting en merkt op dat ze dringend gesmeerd moeten worden. “Ze hebben ook al wel wat water gehad,” verontschuldig ik me, en het gesprek is vertrokken. Hij komt uit de human resources en is nu voltijds fietsenmaker in Mechelen. Hoe hij die bocht heeft kunnen nemen, snapt hij nog altijd niet, maar hij is er blij mee. “Amazing Grace misschien?”, vraag ik. Hij lijkt zich wat betrapt te voelen, glimlacht fijntjes om dat te verbergen. Zou mijn verhaal vanuit de liedtekst dan toch dichterbij staan dan hij vermoedde? Het opzet van mijn tocht verwoordend, zag ik al vaker dat wenkbrauwen gingen fronsen. Dat was nu niet anders. Maar dat lachje geeft aan deze ontmoeting een ander einde.
Ik reis de wolken tegemoet. Een broodje eten bleef nog gespaard van regen. Onder- weg even binnenglippen in de St.-Martenskerk, thuishaven van Oase, ging ook nog vlot, net als de weg naar de St.-Pieterskerk vinden. (22 jaar geleden verliet ik via deze zelfde oude ‘stadspoort’ St.-Truiden, mijn fietskar voorttrekkend waarin de 9867 handtekeningen lagen die ik tijdens mijn voorstelling verzamelde in functie van de Jubilee2000-campagne, die de schuldenlastvermindering voor de Derde Wereld op de kaart zette in de vorm van de Tobintaks. Ik beschouw het nog steeds als het hoogtepunt van 25 jaar Wannes’ Verteltheater.)
De St.Pieterskerk dus. Op het terras van het café aan de andere kant van de straat werd ik uitgenodigd om er ene te komen drinken. Een fietsenmaker zoeken was mijn eerste prioriteit. Er was nog tijd, en de boodschap van vet voor ketting en tandwielen liet me niet onberoerd.
Op de Chaussé d’Amour zat de dichtstbijzijnde. Jammer dat hij net op dinsdag gesloten was. Samen met die ontdekking begon het te druppelen. Zo fel, dat ik toch maar een garage invluchtte waar een plaatselijke kweker zijn groenten aanbod. Het was te laat om nog te zeggen dat ik was droog gebleven. Ik was nog op tijd om niet doornat te zijn. Ik catalogeerde de situatie als de vierde keer dat ik ‘gewoon nat werd, naast de twee keer ‘echt nat’.
Nu was er al wel volk in de St.-Pieters. Juf Vera had de deur al open gedaan. Dadelijk zouden er twee klassen komen. Ze ging er dan wat mee werken, zoals ze nog gedaan had en waarvoor deze ruimte dus steeds vaker mocht dienen. De zanger was er ook al. Hij had zich met zijn oom, die ooit deelnam aan The Voice, toegelegd op tekst en toonzetting. In de rust van dit middaguur klonk zijn versie overtuigend. Als zijn (?) klasgenoten wat later toekomen, sluipt er wat aarzeling binnen. Of zou het toch zijn door het idee er een opname te willen maken? Maar juf Vera weet op een prachtige manier iedereen in zijn waarde te laten.
Ik maak wat kennis met dit klasje, vertel mijn wedervaren. Juf Vera helpt een gesprekje op gang en Mariet neemt over met een godlyplay-verhaal. Niet dat ik er zoveel ervaring mee heb, maar opnieuw charmeert de methodiek mij in de zeggingskracht. Stoere 13-14 jarigen hangen aan de lippen van de vertelster en laten zich verwonderen.
De volgende groep is wat ouder en vlotter ter taal. Uit de inhoudstafel van een boek (Was ‘t het boek Waarom? Van Kolet Jansen?) wordt een gespreksonderwerp gekozen. ‘Of verdriet en lijden alleen maar nadelen hebben’. Open en eerlijk als ze zijn vertelt één van deze leerlingen van HASP-O-Zuid, de BBO-school langs de kerk, in een eerste ronde over de breuk met zijn lief en wat dat voor hem betekent. Even later komt de diepere pijn naar boven en de zwarte gedachten waarmee hij enkele maanden geleden leefde.
Opnieuw is het juf Vera die vanuit elke leerling iets ter sprake laat komen: ze weet de juiste vraag te stellen, de juiste toon te zetten.
Ze vindt de weg naar het hart van elk van haar leerlingen. Gaat het ene moment mee in de wereld van de jongeren, trekt het volgende moment hun wereld open naar een volwassener niveau. Het bezoek laat een heel warme indruk bij me na. Aan het stuk touw dat ik meekrijg, zijn een aantal vlaggetjes gerijgd. Het is een stukje versiering van het buurtfeest dat deze werkgroep in de kerktuin organiseert. Het is de drempelverlagende activiteit waarlangs de nieuwe invulling van het kerkgebouw straks de wijk zal kunnen binnensijpelen.
Tot slot komt een klasje ‘dupkes’ nog kijken naar de mooie kleuren in de (glas)ramen. De kinderopvang De Egeltjes faciliteert een aantal gezinnen uit de wijk. In andere wijken zouden sommige van deze kinderen thuisblijven. Dankzij de Egeltjes worden een aantal gezinnen dus ‘ontlast’ van een bepaalde zorg, is er een aantal uurtjes ‘rust’ in huis.
Als de kinderen zijn teruggekeerd, heb ik nog kort overleg met de projectverantwoordelijken. Geselecteerd worden voor Space for Grace is geen statisch gebeuren. Voortschrijdend inzicht kan het oorspronkelijk ingevulde dossier organisch doen evolueren in een andere richting. Hier heeft het te maken met ‘het proces in eigen handen nemen.’ Als projectcoördinator zijn het dit soort vragen en dit soort gesprekken waarmee ik de vinger aan de pols houdt van wat er ter plaatse leeft.
De overdekte veemarkt biedt me onderdak voor de laatste bui van mijn tocht. De laatste rechte lijn naar huis wordt zo met 20 minuten vertraging ingezet. Het is nog een mooie tocht door Haspengouw, met niet te veel hellingen en mooie stukken natuur. Ten noorden van Hasselt is het de oude spoorweg waarlangs ik recht op recht de cirkel van mijn tocht ga sluiten. Op de plek waar ik, bij mijn vorige meerdaagse tocht mijn achteras brak - ik was nauwelijks 7 km vertrokken - herkent Jacky me. We vinden een verkeersveilige plek voor een postcoronababbel.
Op één kilometer van huis laten twee dochters onze Flap uit. Ze konden de ouderlijke woonst verlaten: hun welkomstversiering hing klaar.
Dag 8 ~ Epiloog van de eerste Tracing Grace
De afsluiting van de eerste Tracing Grace had ik liever anders ingevuld. Maar in de dagen nadat ik het plotse overlijden van Kris Vanstrydonck had vernomen, groeide het idee om in Kleine Brogel te eindigen. De plek waar Kris het langst pastoor was. Samen met Wijchmaal hadden ze zeven jaar lang mogen proeven van zijn enthousiasme, zijn zoektocht, zijn keuzes in kerk vormen en gemeenschapsopbouw. Als in de andere kerkdorpen van Peer, waar hij net iets meer dan een jaar werkzaam was, de verslagenheid al zo groot is, hoeveel te meer dan in Kleine Brogel?
Het projectteam ging graag in op mijn voorstel om samen het graf te bezoeken en nadien wat uit te wisselen over hoe het verder moest met het project. Niet op dinsdag-avond, aansluitend op het bezoek in St.-Truiden, maar op donderdagavond. Dan was de groep meer voltallig.
Niet iedereen vertrok met de fiets vanuit Kleine Brogel: iemand kwam recht van haar werk af. Pas dan ging de groep naar het graf. Er werden wat herinneringen opgehaald. Een kaars werd ontstoken. Met het Pinkster-gebed dat ik Mechelen had meegekregen, vertrouwden we alles wat komen moet toe aan de Geest. Ik plantte het aardenwerken symbool, dat ik overal op mijn tocht als markering had achtergelaten ook op deze plek, voor deze mens, voor deze priester. Tot slot vertelde ik het verhaal bij de steen die ik in Erembodegem meekreeg en volbracht ik mijn missie door ook die steen op het graf te leggen.
We gaan ook nog even langs de Genesisboom, die in samenwerking met het stadsbestuur werd geplant, om Kris te eren. Die naam geef ik hem nu, omdat ik weet dat men koos voor een boom: voor de prille Genesisbeweging is het logo ook een boom. De boom die hier geplant staat, is een soort appelboom. Hij moest vrucht kunnen dragen.
Onderweg, terug naar Kleine Brogel, deelde de projectverantwoordelijke de concrete zorgen die specifiek voor dit projectteam leven, na het wegvallen van hun pastoor. In de kerk, die de hele coronaperiode lang een toegankelijke plek van stilte was geweest, waar mensen elkaar ook ontmoetten om het eerste verdriet om Kris zijn overlijden met elkaar te delen, stond ook nu alles klaar om met elkaar nog wat uit te wisselen.
Het symbool dat ze graag meegeven aan het volgende project dat ik wellicht in september ga bezoeken en mogelijk zelfs weer met de fiets, is een bakvorm. Helemaal trouw aan de eigen creativiteit waarop dit project gebaseerd is, wordt de keuze van dit symbool geduid.
Project van Kleine-Brogel: Werken aan verbondenheid met God en met elkaar
'Nu je bij ons bent zullen we brood voor je halen om je te sterken voor je verdere reis…’ Dit zijn woorden die we terugvinden in de Bijbel bij Genesis 18, 5. Abraham haalt voedsel voor de drie reizigers die hij opmerkt toen hij midden op de dag in de ingang van zijn tent zat. De gastvrijheid die Abraham aan de dag legt voor zijn gasten kan ons inspireren. Hij vraagt zijn vrouw Sara om brood te bakken voor hun gasten zodat ze weer kracht krijgen om verder te gaan.
Ook Jezus brak brood en deelde het uit aan zijn leerlingen en Hij nam de beker met wijn en liet die rondgaan.
Daarmee bedoelde Hij: zo ben Ik voor jullie geweest en zo wens Ik voor jullie te blijven over mijn dood heen: gebroken en gegeven brood om voluit te leven en geschonken wijn om diepe vreugde te beleven aan het bestaan van elke dag.
Als jullie nu en later dergelijke maaltijd vieren, groeit er een nieuwe, hechte verbondenheid tussen jullie en Mijzelf, tussen jullie en God, tussen jullie en je medemensen.
Als symbool voor ons project ‘Verbondenheid met God en met elkaar’ kozen wij daarom een bakvorm om brood in te bakken. We kunnen er zoveel soorten brood in bakken. Altijd opnieuw zullen we zoeken naar de juiste ingrediënten opdat het brood met veel ‘smaak’ gegeten wordt. Zo willen we werken aan een gastvrije kerk waar mensen mee aan tafel mogen schuiven, àlle mensen zonder onderscheid. We willen hen het gevoel geven dat ze welkom zijn, de trouwe aanwezigen maar ook de toevallige voorbijgangers. We willen het oude verhaal van breken en delen altijd opnieuw vertellen en beleven, in velerlei vormen, aangepast aan deze tijd met respect voor de traditie.
Laten we steeds opnieuw brood halen en elkaar sterken op onze verdere reis. Laten we grenzen doorbreken en elkaar liefhebben zonder onderscheid.
Elke stap van graan tot brood is noodzakelijk. Elk talent, elke schakel is belangrijk om verbinding te maken.
Omdat er één iemand niet bij kon zijn, werd een verslagje van de ontmoeting rondgestuurd. Ik neem het hier over, als ‘uit eerste hand’.
“Raf heeft verteld over zijn tocht... allerlei verhalen. Op het einde van de avond (sommigen waren al naar huis) haalde hij nog een lang touw tevoorschijn dat uit verschillende stukken bestond. Bij iedere plaats die hij bezocht heeft hij een touw gekregen... allemaal verschillend. Hij heeft ze symbolisch aan elkaar geknoopt om zo de verbinding symbolisch voor te stellen. Wij hebben als laatste een dun maar heel 'sterk' touwtje eraan geknoopt om aan te tonen dat wij als kleinste en misschien meest bescheiden project ook zeker iets te bieden hebben. Aniek heeft er een strikje ingelegd om aan te tonen dat het toch wel een bijzonder project is.”
Het is al donker, als ik weer huiswaarts ga. Deel één van mijn ‘zoektocht naar plekken van ‘gratia’ en toekomst’ zit er op. Voldaan ben ik, volgetankt ook. De uren op mijn bureau, in de eerste tien maanden van mijn job vanop mijn ziekbed, zijn ruimschoots weer in evenwicht gebracht door het persoonlijke contact in real time en on real places.
Ik voel me bevoorrecht.
Het doet me deugd om niet langer (en tot nader order) in de frontlinie van een klas te hoeven zoeken naar wat kan groeien in jongeren aan schoonheid, goedheid en waarheid voor het leven. Nu staan ik op de eerste rij om her en der in Vlaanderen te zien ontluiken wat er overal gebeurt.
Als Space for Grace niet wil meegaan in de lethargie, het treuren om het afscheid nemen van wat geweest is en het loslaten, als Space for Grace de mindset wil omdraaien op alle niveau’s, om innovatief en vitaliserend aan kerkopbouw te doen, dan heb ik daar een kleine 500 fietskilometers lang iets van in mijn neusvleugels opgevangen.
Ik gebruik wel vaker het beeld van ‘wijnproeven’. (Lust is mijn naam en mijn leven.) Laat me even de variant gebruiken. Moet je medelijden hebben met iemand die een absoluut gehoor heeft? Elke afwijking van toon, per ongeluk of door onkunde geproduceerd, moet voor zo iemand klinken als krassende nagels op een schoolbord. Iets gelijkaardigs is het neveneffect deze tocht. Ik heb zoveel elementen mogen waarnemen van hoe het dus ook kan. De confrontatie met wat er soms ‘nog maar’ is, smaakt dan bitter. Maar in de lijn van Space for Grace werd ook mijn eigen mindset getraind op ‘vertrouwen hebben’, zien wat er wèl is, (al is?). Ook in die zin is deze reeks van bezoeken voor mij echt een ervaring geweest van “amazing grace”!
To be continued!
Raf Lust, Projectcoördinator Space for Grace