(Geen) afscheid
Hemelvaart is wellicht de meest onwennige katholieke feestdag. We weten vaak niet zo goed wat we ermee moeten aanvatten. Voor velen is Hemelvaart vooral het begin van een verlengd weekend. Voor anderen is het een typische dag waarop de eerste communie plaatsvindt. En uiteraard is het ook de dag waarop de christelijke arbeidersbeweging Rerum novarum herdenkt, de encycliek van paus Leo XIII uit 1891.
De geloofsbetekenis van Hemelvaart is vaak minder duidelijk. Het is het kneusje onder de kerkelijke feestdagen, zegt onze redacteur en bisschop Patrick Hoogmartens beaamt dat: „Anders dan bij de andere hoogdagen is aan Hemelvaartsdag geen familiefeest gekoppeld.” Redenen genoeg om toch even stil te staan bij de betekenis die Hemelvaart voor ons, gelovigen, kan hebben.
Laten we eerst even kijken wat de Bijbel ons vertelt. Niet echt veel, zo blijkt. Het evangelie volgens Lucas doet Hemelvaart af in één zinnetje: „Terwijl Hij hen zegende, verwijderde Hij zich van hen en Hij werd ten hemel opgenomen” (Lucas 24, 51). Diezelfde Lucas beschrijft het in de Handelingen der Apostelen met wat meer spektakel: „Hij werd ten aanschouwen van hen omhooggeheven en een wolk onttrok Hem aan hun ogen” (Handelingen 1, 9). In de slotpassage van het Marcusevangelie – die achteraf werd toegevoegd – krijgen we nog de aanvulling dat Jezus „zit aan de rechterhand van God” (Marcus 16, 19).
Dat is al bij al nogal summier als toelichting. Misschien moeten we aanknopingspunten zoeken in ons eigen leven, om beter te begrijpen hoe de leerlingen zich destijds voelden. Geheel ongevraagd kreeg ik onlangs een kleine aanwijzing, op de Grote Markt in Leuven. Het was er, zoals altijd, een drukte van jewelste. Toch was er één geluid dat me opviel tussen alle klanken, het gehuil van een klein meisje. Op het moment dat ik haar in de [node:field_streamers:0] menigte ontdekte, was een politieagente me voor. „Ben je je mama en papa kwijt?” Dat bleek het geval. Een alledaags voorvalletje, maar voor het kind in kwestie een bron van grote wanhoop. Het leven van zo’n kleuter is helemaal afgestemd op de ouders, zonder hen is niets mogelijk. Gelukkig waren ze vlakbij en werden ze snel herenigd. Eind goed, al goed.
Zouden de leerlingen zich ook zo hebben gevoeld? Verloren, in de steek gelaten, wanhopig? Hun leven was zo sterk afgestemd op Jezus dat zonder Hem niets nog zin had. Ze hadden al eens brutaal afscheid genomen, bij de kruisdood. En nu lapte Hij het hen opnieuw.
Men zou verwachten dat de leerlingen na Pasen wijzer waren geworden, maar dat bleek nauwelijks het geval. Ze kropen bijeen in een bovenkamer – het zogenoemde cenakel – en leken niet veel aanstalten te maken om naar buiten te trekken en de boodschap te verkondigen. Eigenlijk doen ze ons denken aan het bange, verdwaalde kind, dat stokstijf blijft staan wanneer vader en moeder nergens meer te bespeuren zijn. Pas op Pinksteren verandert dat, maar nu loop ik tien dagen op de feiten vooruit.
De apostelen begrepen nog niet dat Jezus, net zoals de ouders van de verdwaalde kleuter, niet echt weg is. Nochtans beschrijft Lucas hoe „twee mannen in witte gewaden” hen zeggen: „Mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te kijken?” (Handelingen 1, 11). Anders gezegd: jullie zoeken Jezus op de verkeerde plaats. Kijk niet naar boven, Hij is nog steeds hier, zelfs als jullie Hem niet zien. „Hij blijft van bij de vader in liefde met ons verbonden”, zegt mgr. Hoogmartens.
Hemelvaart is dus slechts ogenschijnlijk een feest van afscheid. In werkelijkheid is het een feest van eeuwige verbondenheid. De band tussen Christus en de mens is definitief. Hij is er altijd. Dan rest ons enkel de vraag: zijn wij er ook?