Goede mensen
”De politiek heeft er tegenwoordig een nieuw scheldwoord bij: gutmensch. Letterlijk betekent dat zoveel als ‘goede mens’, maar het wordt steevast sarcastisch gebruikt, als verwijt. Blijkbaar zijn er politici die daarmee aangeven dat mensen die hun idealen nastreven naïevelingen zijn, die je maar beter kunt bestrijden. We gunnen onze politici een ruim arsenaal aan verwijtende woorden, dat schijnt in te zijn. Maar zou het nu echt een maatschappelijke probleem zijn dat er te veel ‘goede mensen’ rondlopen?
In onze Kerk komen we dagelijks goede mensen tegen. Zij zetten zich uit overtuiging en belangeloos in voor anderen. Let wel, het zijn daarom nog geen heiligen. Soms overkomt het ook hun dat ze ochtendhumeur hebben, door het rode licht fietsen of papier bij het restafval gooien. Perfecte mensen bestaan niet. Mensen die uit naastenliefde iets voor elkaar en voor de gemeenschap doen, die zijn echter behoorlijk talrijk. Zijn dat allemaal naïevelingen?
Een gezonde scheut naïviteit is een zegen voor de mens. Wie elke naïviteit afwijst, waant zich een realist, maar is eigenlijk een cynicus. Ik denk aan mensen die aan elk gesprek een negatieve draai geven, die elk positief initiatief wegzetten als onhaalbaar, die elke uiting van hoop genadeloos neersabelen als onnozel.
Hoe zouden die mensen trouwens gereageerd hebben als ze in de tijd van Christus leefden? Hadden ze Hem ook verweten dat Hij een al te goedgelovige gutmensch was? Ik hoor hen al bezig: „Bemin je naaste zoals uzelf? Jij denkt zeker dat die naasten allemaal goede bedoelingen hebben? Vóór je het weet, word je bedrogen. Bemin je vijand? Als je daarmee begint, worden wij hier binnen de kortste keren verdrongen en verjaagd.” Nee, ik denk niet dat cynici in Christus de Messias hadden herkend. Ongetwijfeld hadden ze ook Hem bestempeld als een hopeloze naïeveling.
Dan verkies ik toch christenen met een goede scheut naïviteit. Zij vertolken [node:field_streamers:0] [node:field_streamers:1]de hoofdrol in heel wat artikels die wekelijks in Kerk & leven verschijnen. Een beetje naïef zijn ze beslist. Gelukkig maar. Net daardoor zetten ze zich in voor armen, voor mensen met een beperking of voor vluchtelingen, engageren ze zich bij Samana of Broederlijk Delen, poetsen ze de kerk of zingen ze in het koor. Wie nog naïever is, wordt misschien zelfs diaken, of priester, of zuster. Zalig al die naïeve zielen, zij zijn de steunpilaren van onze Kerk.
In de rest van de samenleving is het natuurlijk niet anders. Wat zou de jeugdbeweging doen zonder monitoren en kookouders? Hoe zou het Rode Kruis functioneren zonder EHBO-vrijwilligers op festivals of zonder bloeddonoren? Wie zou de voedselbanken bemannen en bevrouwen, het kerstfeest van Poverello organiseren, de stiften van Damiaanactie verkopen of de truitjes van voetballertjes wassen zonder dat onmetelijke, anonieme leger aan vrijwilligers?
En ja, soms botsen vrijwilligers al eens met de overheid. Wanneer ze mensen zonder papieren te slapen leggen of een maaltijd voorzetten. Wanneer ze zich vastklinken aan een boom die ze niet geveld willen zien. Wanneer ze betogen tegen een besparingsmaatregel of een petitie lanceren tegen nieuwe regelgeving. Dat alles is volstrekt normaal in een vrij land dat mensen ruimte geeft om hun idealen uit te schreeuwen en na te streven. Je hoeft die mensen zelfs geen gelijk te geven, maar moeten we hen beledigen? Moeten ze per se worden bestempeld als naïevelingen en onnozelaars, of erger, als een bedreiging voor de orde en de staat?
Gutmensch is een akelig scheldwoord. Volgens de Duitse journalistenbond werd het door de nazi’s gebruikt tegen mensen die zich verzetten tegen hun euthanasieprogramma’s. De wereld heeft niet minder, maar meer goede mensen nodig. Politieke meningsverschillen over wat goed of nuttig is, mogen nooit de waardering voor het streven naar een mooiere wereld in de weg staan.”