Grenzen
Het grootste deel van de menselijke geschiedenis kende amper grenzen. Enkele honderdduizenden jaren lang leefde de mensheid zonder vaste territoria. En als er al een grondgebied was, was dat niet verankerd in wetten en verdragen. Pas tienduizend jaar geleden begon de mens zich echt te vestigen. Landbouwers bepaalden welk stuk land van hen was. Dorpen en steden ontstonden. De muur rond een nederzetting vertelde aan buitenstaanders waar de eigen leefruimte begon en eindigde. Wie er niet thuishoorde, mocht niet binnen, of moest zich aan regels houden. De grenzen waren geboren.
Die grenzen werden de voorbije tweeduizend jaar almaar scherper. De Romeinen vervingen in onze contreien een amalgaam van stamverbanden door een rijk met duidelijke grenzen. Middeleeuwse graafschappen kwamen onder de koepel van wisselende keizer- en koninkrijken. Soms werden grenzen op grote schaal hertekend of vastgelegd, zoals na de nederlaag van Napoleon in 1815. De huidige Europese landen kregen vorm in de negentiende eeuw, met onder meer de eenmaking van Duitsland en Italië, en met de Belgische onafhankelijkheid. Vandaag liggen grenzen vast tot op de centimeter. Af en toe onderhandelen landen nog kleine wijzigingen. Zo werd in 2018 de Belgisch-Nederlandse grens licht hertekend in de Maas.
Van de totale vrijheid evolueerden we naar een wereld waarin iedereen perfect weet in welke natie, regio en gemeente zij of hij woont. Voor velen is dat prima zo, maar er zijn ook mensen die dat systeem in vraag stellen. In onze opinierubriek stellen we twee sociale wetenschappers de vraag: „Is een wereld zonder grenzen mogelijk?” Beide antwoorden zijn boeiend, maar spreken elkaar fors tegen. Politicoloog Pascal Debruyne ziet utopisch denken als „het vermogen om de toekomst te zien in radicaal nieuwe vormen en [node:field_streamers:0] waarden”, terwijl socioloog Mark Elchardus een wereld zonder grenzen bestempelt als een onwenselijke nachtmerrie en „het einde van de inspirerende diversiteit van beschavingen”.
Het interessante is dat beide auteurs goede argumenten gebruiken. We worden dus uitgedaagd. Betonneren we de visie die we instinctief koesteren, of grijpen we de kans aan om fundamenteel en open van geest na te denken?
Een wereld zonder grenzen lijkt wel heel utopisch en in de praktijk wellicht onhaalbaar. Onze hedendaagse samenlevingen zijn complex en tot in het kleinste detail in regels gegoten. Toch blijft het een goede oefening om na te denken over scheeftrekkingen en onrechtvaardigheden. Is dit de best mogelijke wereld, of zijn correcties wenselijk en haalbaar?
Het brengt ons bij een andere vraag: trekken we ook grenzen in ons hart? Beperken we onze naastenliefde, solidariteit en empathie tot de eigen groep, tot diegenen die we op een of andere manier als ‘de onzen’ definiëren? Of hanteren we universele waarden die van toepassing zijn op elke mens?
Dat er vandaag oorlog is in Oekraïne, betekent niet dat we de landsgrenzen tussen dat land en de Europese Unie gaan slopen. Het betekent misschien zelfs niet dat Oekraïne ooit lid wordt van onze unie. Maar het kan en mag wel betekenen dat we de Oekraïners beschouwen als naasten die onze hulp nodig hebben. Eens we daartoe in staat zijn, kunnen we moeilijk ontkennen dat ook Syriërs, Venezolanen of Oeigoeren onze naasten zijn.
Regels die bepalen wie op welk moment op welke plek mag zijn, zullen wellicht blijven bestaan. Toch betekent dat niet dat we de wereld moeten indelen in ‘wij’ en ‘de anderen’. Onze houding tegenover medemensen, waar ook ter wereld, kan zo veel groter zijn dan de bescheiden omvang van ons toevallige land.