Iedereen koning!
In het gezin waarin ik opgroeide, kregen we op Driekoningen vanillepudding met in één van de kommetjes een boon.
Wie de boon vond, hoefde niet mee af te wassen en hoorde de rest van de dag met ‘majesteit’ aangesproken te worden.
Ik herinner me dat het vooral heerlijk was om de anderen in de rede te vallen en te corrigeren als ze die aanspreektitel vergaten. Een echte koning staat op zijn strepen.
Het was ook fijn om gunsten te verlenen. Om iemand toe te staan om naast je te komen zitten of een spelletje met je te spelen. Dat gaf een heel apart gevoel. Vanuit de zekerheid van je positie als koning kon je het je makkelijk permitteren om niet wraakzuchtig of wreed te zijn, maar juist uiterst beminnelijk en lankmoedig.
Je hoefde je niet schrap te zetten of verongelijkt te doen, want je had alles al bereikt.
Wat zou het bijzonder zijn als we zo zouden kunnen leven. Doordrongen van het besef dat we koningskinderen zijn, kinderen van een liefhebbende God. Dat we gewild en geliefd zijn tot in het merg van onze botten. Dat we een speciale plek in zijn hart hebben.
Het zou ons de ruimte kunnen geven om levenslang grootmoedig te zijn.
Dan gaan we allemaal samen langs een andere weg naar huis. Naar het huis van onze Vader, het rijk van onze God. Een plek van vrede en liefde voor iedereen.