Kruisteken op de fiets - Kolet Janssen [column]
Onlangs zag ik een jonge, Aziatische man op de fiets over een drukke straat in mijn buurt rijden. Opeens liet hij het stuur met één hand los en sloeg een kruisteken. Daarna fietste hij verder alsof er niets was gebeurd.
‘Waarom maakte die man een kruisteken?’ vroeg mijn wederhelft verbaasd.
Ik had een sterk vermoeden. We waren ter hoogte van het kapelletje van ‘Janneke de Grijzer’. Een oud kapelletje waar ooit een beeld stond van de wenende Johannes onder het kruis. Moeders kwamen er een kaarsje opsteken als hun baby niet stopte met huilen.
De deuren van dat kapelletje staan altijd open en er branden nog elke dag veel kaarsjes. Mensen van alle landen, kleuren en leeftijden bidden er tot Maria, tot Jezus en tot God. De jonge fietser maakte een kruisteken omdat hij bij dat opstijgende gebed van al die mensen wilde horen, omdat hij eraan meedeed.
Wat leer ik van deze man?
Dat immigranten ons geloof warmer en dieper kunnen maken door ons mee te nemen in voor hen vanzelfsprekende gebaren, die wij een beetje ontwend zijn.
Dat je kunt bidden op de fiets, zonder af te stappen.
Dat er in onze steden en dorpen en langs onze straten en veldwegen zoveel tekens zijn van ons geloof en dat we die vaak niet opmerken.
Dat kleine gebaren ons kunnen helpen om dat wat in ons hart leeft, niet uit het oog te verliezen, elke dag, ook tussendoor.
Nu ik erop let, zie ik het vaker. Heel wat mensen, vaak van elders afkomstig, slaan een kruisteken als ze op de stoep langs het kapelletje in onze buurt lopen. Wellicht doen ze het ook bij andere kerken.
Nog even wachten en ik doe mee.