Wat we kunnen leren van kleine kinderen [column]
Als je eenmaal moeder Maria of de Palmzondaagse Jezus op je rug hebt gedragen, weet je dat je behoedzaam moet zijn met mensen. Dat doet deze ezel ook. Hij accepteert het gras en de blije kreetjes van kleindochter en doet haar in de verste verte geen kwaad.
Kleindochter vindt de hele wereld prachtig.
Op haar wankele beentjes stapt ze van ezel naar geitjes, van takjes op de grond naar keutels in het gras. Het zachte zand onder haar blote voetjes vindt ze zo grappig dat ze het ook wil proeven. Als niemand haar tegenhoudt, wandelt ze zo de vijver in. Misschien kan ze met dat oneindige vertrouwen van haar wel over water wandelen, maar wij zijn te bang om het te laten gebeuren.
Haar ouders zijn banger dan ze ooit in hun leven zijn geweest.
Jonge mensen zijn meestal niet bang voor zichzelf. In tegenstelling tot hun bejaard wordende ouders voelen ze zich onkwetsbaar. Wij – de grootouders – houden ons spontaan vast als er ergens een reling hangt. We dubbelchecken als we op een trapje stappen. We weten dat vallen en iets breken voor ons nu eenmaal zwaardere gevolgen heeft dan voor twintigers of dertigers.
Maar als ouders van een peuter word je opeens bang.
Want dan zie je met een klap de hele wereld op een heel andere manier, vol grote en kleine gevaren in je eigen huis, op straat en in de speeltuin. Je wilt je kindje aan het handje houden, maar dat kan natuurlijk niet altijd. Je neemt allerlei voorzorgen, vertelt honderd keer hoe ze iets best aanpakken en wat te gevaarlijk is. En dan nog gebeurt het ongelukje als je tien seconden je rug draait.
Opgroeien is vallen en opstaan en dat moet je soms heel letterlijk nemen.
Kleindochter is nergens bang voor. Gevaar bestaat nog niet in haar ogen. Ze begrijpt nog niet hoe alles in elkaar zit en is heel verwonderd als er iets fout loopt. Ze huilt als het pijn doet, maar ze weet dat er altijd iemand klaar staat om haar vast te houden en haar pijntjes weg te kussen. Het zal goed zijn als ze hier en daar een beetje bang voor wordt: voor auto’s, voor hoge trappen, voor dieren met scherpe tanden.
‘Wees niet bang’, zeggen de engelen in de Bijbel aan de lopende band.
Het klinkt heel anders dan het ‘Pas op!’ dat jonge ouders voortdurend herhalen. Kleine kinderen worden vanzelf voorzichtiger. Grote mensen moeten weer een beetje worden als kinderen, vol vertrouwen in de wereld om hen heen en vol verrukking om wat ze zien en horen.