Lente in de hemel
De lente kwam dit jaar niet op kousenvoeten, maar explodeerde met een kanonschot. Bomen botten uit terwijl je met je ogen knipperde. Als je even niet oplette, was je tuin opeens groen terwijl hij er een dag of wat voordien nog kaal uitzag.
Als ik langs het tuinpad van mijn ouderlijk huis loop, zie ik al van ver de knalgele forsythia. Wat keken mijn vader en ik daar altijd naar uit. Dat eerste teken van lente.
Voor mijn vader was het de laatste jaren ook steeds meer een soort eindmeet: ik heb weer gewonnen van de winter.
Dit jaar heeft hij het niet meer gehaald.
De forsythia bloeit even uitbundig als andere jaren. Jij trouweloze rotzak, scheld ik in gedachten. Kon je dit jaar niet uit piëteit een paar takjes laten hangen? Maar in de borders staan ook de rode tulpen met wijd open kroon te wiegen in de lentebries. Alleen de geraniums en de afrikaantjes zullen er niet meer bij zijn, want die hadden de jaarlijkse hulp van mijn vader nodig.
Ik ga het huis binnen om nog wat ‘op te ruimen’. Zo blijven we dat hardnekkig noemen, hoewel het huis er na elke doortocht van ons een stuk chaotischer uitziet. We halen dingen uit kasten en laden en sorteren ze op hoopjes.
Alleen zijn er bijna evenveel hoopjes als spullen.
Eén voor één neem ik foto’s, kaartjes, doosjes en boeken in mijn handen om ze een goede plek te geven. Maar als je meer dan zestig jaar in een huis woont, verzamel je meer spullen dan iemand mogelijkerwijs kan ordenen.
De chaos zegeviert. Wij redden alleen hier en daar iets uit de brand. Misschien niet eens het belangrijkste, maar dingen waar voor ons iets aan vasthangt, een herinnering, een gevoel, of iets wat we zelf niet kunnen uitleggen.
De schrale cactussen op de vensterbank van mijn ouders krijgen wel een nieuw leven.
Schoondochter-in-spe zet ze in strakke, nieuwe potten in haar glimmend witte rek. Ze zien er onverwacht hip en trendy uit. Een echte verrijzenis.
Mijn vader zou blij zijn, denk ik. Met de cactussen. En zelfs met de forsythia en de tulpen, die hem zo duidelijk overleven.
Ik heb me nooit afgevraagd of er in de hemel ook bloemen zijn.
Vast wel. Die moeten zorgen voor hemelse geuren. En je moet – naast God – toch nog iets anders hebben om naar te kijken.
Ik weet dat het een al te menselijke voorstelling is, maar het is zo troostvol om te denken dat mijn vader nu elke avond met zijn gieter langs de hemelse bloembakken loopt. Het zal daar nog nooit zo fleurig zijn geweest.