Ontdek muzikale hommage van Dimitri Arnauts aan overleden paus
Met filiale liefde, eerbied en respect gecomponeerd, schrijft Dimitri Arnauts-Kolokolov aan de redactie van Kerknet. Verenigd in geloof, hoop en broederlijke genegenheid. Moge God zijn gebed beantwoorden en hem binnen laten gaan in Zijn licht en barmhartigheid.
In de meditatie kan je fragmenten herkennen uit vier bekende hymnen:
- Veni Redemptor Gentium/Nun komm der Heiden Heiland
- Mit Fried en Freud Ich fahr dahin
- Ach Wie flüchtig, Ach wie nichtig
- Hatikvah/Hoop
Beluister het werk en lees daaronder het interview met de componist.
De naam doet misschien (nog) geen belletje rinkelen, maar dat kan niet anders dan veranderen. Dimitri Arnauts-Kolokolov werd geboren in Brussel in 1973. Overdag werkt hij bij een architentenbureau maar van zodra hij even tijd heeft, wijdt hij zich aan de muziek. Inderdaad, de componist van bovenstaand werk is autodidact. Johann Sebastian Bach was zijn belangrijkste leermeester, zowel in de muziek als in het geloof. Intussen schreef hij al een indrukwekkend oeuvre bijeen. Onderaan het interview vertelt hij over zijn band met wijlen paus Benedictus.
Heel intrigerend. Hoe ontdekte je de muziek?
Dimitri Arnauts • Als kind volgde ik notenleer en vioollessen aan de gemeentelijke academie. Op de middelbare school in Woluwe maakte ik kennis met koormuziek. Thuis zongen we ook graag samen met mijn broers, eerder een soort van ludiek vocaal doodlen tussendoor.
Te midden van de technorage van de jaren 1990, die me ook wel aansprak, ontdekte ik de hemelse muziek van de grootmeesters van de Barok: Händel en Vivaldi vooral. Ik zong en improviseerde gewoon bovenop de cd-muziek: eerst vals en uit de toon, maar dan vond ik de noten die elkaar liefhebben, om het met Mozart te zeggen. Ik leefde in de wereld van de Engelse oratoria van de 17de eeuw, met het absolute meesterwerk dat ik bijna rats van buiten kon meezingen: de Messiah van Händel.
Iedere generatie zou de kans moeten krijgen om deze eeuwig jonge muziek te leren kennen.
Er zou wellicht spontaan een muzikale renaissance en Gouden Eeuw ontstaan in Vlaanderen!
Waarom ging je niet professioneel verder in de muziek?
Het was een welbewuste keuze om zo enkel mijn hart en ziel aan het woord te laten in mijn muziek, en mijn voorliefde voor melodie en welklinkende harmonie te vrijwaren van de toen heersende peer pressure van de jaren 1990 en 2000.
Hoe en wanneer ontdekte je Bach?
De eerste ontmoeting met de muziek van Johann Sebastian Bach – op een oude vinyl van de Duitse Archiv Edition, de Johannespassie – was een echte schok! Voor de wat dwepende en melancholische duisternis in mijn inborst destijds was dit werk een monument van catharsis en van goddelijk erbarmen.
Toen ben ik pas echt van Christus gaan houden als om een broer in het lijden.
Die grootse koorfuga’s van Bach vormden een geweldig inspirerend contrapunt dat mijn existentiële spleen en adolescent eenzaamheidsgevoel wegjoeg.
Ook bouwde de bijna dagelijkse beluistering van die meesterwerken in mij die archetype-figuur van der Alte Herr Bach aus Lipsia: een quasi vaderlijke mentor, een modeste maar geniale ambachtsman die over de eeuwen heen nog steeds zovele zielen en gemoederen kan treffen en troosten. Ik luisterde soms tweemaal achtereen ‘s nachts onder de dekens naar zijn ongeëvenaarde Mis in Si klein, met discrete headphones of de toen populaire walkman.
Ook was het de tijd dat Herreweghe, Harnoncourt en Leonhardt de Bachcantates weer ten gehore brachten, en ik ging er gretig (en soms in tranen – zo’n parels!) naar luisteren in de gratis luisterhoek van cd-winkels in Brussel of Leuven.
Wat leerde je op muzikaal vlak van Bach?
Ik heb me lang een imaginaire leerling gevoeld van de Duitse componist. Als tenor koorzanger heb ik in Brussel vele kerkcantates gezongen met het mooie project van de Kapel van de Miniemen in de Marollen- en Zavelwijk, nu Minimes Cantat geheten. En in het koor van de UCL/Sint-Andreasabdij van Ottignies leerde ik die fameuze Mis in Si klein zingen… Telkens als ik van zo’n repetitie terugkwam was ik vol vlam en energie om ‘ook zoiets te schrijven’, maar het strandde vaak in schetsjes zonder structuur of verhalende kracht. Ik schreef ook wat bescheiden romantische gelegenheidstukjes voor die of deze vriendin of vriend: het is altijd inspirerend om voor een bestaand en geliefd iemand te schrijven!
En dan een eigenaardig artistiek kantelmoment voor mij: de dood van koning Boudewijn.
Ik heb toen een van mijn lichtvoetige ballades omgevormd tot een trage treurmars in de stijl van Bachs treurmotetten (luister): de diepe tragiek en de gravitas van het componeren zijn in me dan pas beginnen door te dringen – de afgrond van harmonie die van het eeuwige een teken is.
Van dat moment af begon ik mijn eerste ‘levensproject’ als componist: het bijbelboek Psalmen op feestelijke concertmuziek toonzetten.
Wat is volgens jou de bron van Bachs bijzondere muziek?
De liefde. Zowel de geleefde, de gedroomde als de betreurde liefde. Zij vormt de basis en bron van zijn muziek. Tegenwoordig schrijf ik meer symfonische muziek, maar mijn droom is nog altijd om zoals hij muziek te maken die het hart (emoties), de ziel (verheffing) en de geest (zingeving) zo mooi en impactvol beroert.
Een kunstenaarsleven is vaak een illustratie van de woorden van Paulus: ‘Daar waar de beproeving groot was, is de genade groter geweest’.
Op welke manier beïnvloedde religieuze muziek je gelovige levenshouding?
Meer nog dan het zuiver Bijbelse Woord had religieuze muziek de kracht om mij als jongere op een gelovige manier over het leven te doen nadenken. Muziek verrijkt de betekenis zodanig en in alle toonaarden – mits intrinsieke schoonheid, wat mij betreft. Melodie als trouwring tussen het gevoel en de rede van het spreken.
Zou er in die gedroomde wereld van na de dood nog wel gesproken worden? Volgens mij wordt er alleen gezongen.
Ik heb nog het geluk gehad van in een samenleving op te groeien, de jaren 80 en 90, waarin het kerkleven en de katholieke inbreng nog enigszins voelbaar – en wat mij betreft genietbaar – waren.
We leerden op de dorpsschool in Berg de musical Jeshoeah zingen. Voor een kind toch wel een beklijvende ethische ervaring, die me heeft geholpen om wat beter en minder verwaand te zijn, om meer om te kijken naar de vriend – of vijand – in nood of pijn. Dan was er het schoolkoor in het Sint-Jozefscollege in Woluwe, maar ook de scoutsachtige zangstonden en vreugdemomenten met de post-catechese (13+ geheten) in ons dorp.
Een andere belangrijke ervaring – die me inspireerde voor mijn eerste pianosuite ‘Humble Memories’ in 2018 – deed zich voor in de basiliek van Scherpenheuvel.
Honderden luidruchtige scholieren schuifelen op de kerkbanken. En dan vangt het kerkkoor ingetogen een Bach-koraal aan. Ineens: totale stilte.
Ik bleef als enige rechtstaan als een bevroren kaars, meen ik me te herinneren, en voelde een soort bries van heiligheid en verhevenheid uit de akkoorden stralen: allen waren we volledig ingenomen door de diepte en de schoonheid van het koorgebed.
Voor mij is de ‘via pulchritudinis’ (weg van de schoonheid) die de christelijke kunsttraditie zo rijkelijk voorstelt, mijn reddingsplank geweest, vooral en zeker in duistere momenten of in vlagen van zonde of ondankbaarheid. En naast die weg was er ook de goedheid, de genegenheid en wijsheid, de belangeloze inzet van liefde- en attentvolle leraars, schoolzusters, paters, abdijbroeders en priesters op de weg.
Heeft religieuze muziek in onze zeer geseculariseerde samenleving nog altijd diezelfde kracht?
Onderschat de kracht van kunst en de gratie van de muziek niet: het kan harten van steen helpen smelten tot harten van vlees en van liefdesvuur… De Psalmen, die kijken recht in het hart van elkeen (artiesten in het bijzonder), en die heilige gebeden en lofzangen zijn een goede en vruchtbare aarde om op te bouwen – muzikaal zowel als menselijk.
Diepgaande emotie-dragende muziek kan gelovigen (her)bezielen, motiveren, op het pad brengen. Het kan de scepticus, de hater of de ongelovige beroeren, bevragen en heel zeker diep en goedmenend raken.
Ieder kan erdoor op een pad van bekering gebracht worden: niet noodzakelijk die van de geloofsartikelen, maar zeker die naar het goede en het ware.
Die kracht heeft ze zelfs meer dan ooit, want ze is kostbaar water in een woestijn. En ze borrelt her en der weer in alle vormen op, gelukkig maar!
Wat betekende paus Benedictus XVI voor jou?
Mijn jeugd was gekenmerkt door de Johannes-Paulus II-era, met zijn vele apostolische highlights en historische omwentelingen. Ik was niet bijzonder paus-aficionado eigenlijk: gewoon veel genegenheid en respect voor die profetische gedaanten met hun heroïsche levenspaden.
Dan kwam Benedictus. Toen ik in de dagelijkse vreugde van mijn Psalmenproject leefde, en ook oratoria en passieverhalen componeerde, waren zijn toespraken en quotes telkens een echte opsteker, een soort van goede raad of hoger inzicht dat precies op een goed moment mijn levenspad en creatief proces kruiste. Zijn woorden voedden mij echt en kristalliseerden mijn meer intuïtief denken.
Ik vond zijn zangerige Beierse tongval iets hebben van een profetische proclamatie: in weer en wind, tegen de haren in van de wereld en ondanks de zeer agressieve media toen.
Maar vooral: een idee van het Ware als verdedigbare waarde, als schat om achterna te gaan, klonk heel moedig in zijn woorden door.
En ik vond hem ook een beeld van kleinheid die groots wordt, dankzij venerabiliteit, modestie en wijsheid.
Had je ooit contact met paus Benedictus?
Ik ben eens begonnen aan een piano solo compositie die ik hem discreet wilde toezenden, maar heb dat werk nooit afgemaakt.
Een week geleden kwam dan het nieuws via paus Franciscus dat de emeritus paus zwaar ziek was, en ik dacht: nu moet ik echt voor hem iets schrijven!
Daarmee wou ik hem mogelijks wat bijkomende hoop en moed geven om verder te gaan, en hem in die moeilijke lijdenspassage mijn genegenheid en filiale liefde als gelovige te betuigen – al kent hij mij helemaal niet. In een dag en een nacht heb ik dat dit klein orkestraal gebed en symfonische promenade geschreven – op de noten van de letters die zijn naam vormen: Joseph Ratzinger.
Ik wenste hem gewoon toe op een serene en blije wijze zijn lotsbestemming tegemoet te gaan.
Als een op pad gaan van de mens naar God, terwijl God naar de mens toesnelt: als een vader die zijn zoon terugziet. Vandaar het simultane gebruik van twee koraalmelodieën uit de overlevering: Veni Redemptor Gentium/Nun komm der Heiden Heiland en Mit Fried und Freud ich fahr dahin: de twee melodische paden kruisen elkaar in een onopzettelijk mooie harmonie.
Voorts nog een vrolijke maar bescheiden fuga op Ach wie flüchtig, Ach wie nichtig, als een Beierse dorpsdans die in overmoed dreigt te vallen… en dus onderbreek ik de muziekpas om de Dies Irae melodie te laten klinken. De deur naar het Paradijs is misschien zoals die van de Geboortekerk in het Heilig Land: heel klein en laag. Iedereen kan erdoor, maar slechts één voor één, in nederig gebed om Gods genade.
Ten slotte klinkt ook even de Israëlische Hatikvah-melodie door, als een voorsmaak van het Hemelse Jeruzalem, een eindbestemming die we elkaar volhartig moeten toewensen, ook aan de overleden paus Benedikt dus.
De korte maar lieflijke dialoog van fluit en hobo beelden uit hoe hij nu wellicht zijn broer, zus en ouders tegemoet loopt en in de armen sluit.