Een plek om te vertellen wat niet van belang is
Het regent begrafenissen de laatste maanden. Ik hoor het van iedereen.
In de wereld van mensen van mijn leeftijd gaan er meer mensen dood, zo lijkt het.
En dan stuit ik op dit gedicht van Judith Herzberg:
Iemand om aan te vertellen wat niet van belang is
Het regent en niemand om aan te vertellen
hoe nat ik ben. Het regent en niemand
om aan te vertellen dat mijn nieuwe schoenen
nu al lek zijn. Jac, ik ben in een plas gestapt
en mijn schoenen zijn lek, ik ben nat, door en door.
Jac, en jij?
Hoe hard het regent?
Het regent heel hard. Heel erg hard.
Harder dan ooit.
En ik denk aan al die mensen die nu met hun mond vol woorden staan die ze aan niemand kwijt kunnen.
Dat het druk was bij de kassa. Of de soep niet wat flauw is vandaag? Dat er zoveel losse stoeptegels liggen langs de Naamsestraat. Of die bloes wel bij die rok staat? Of er nog nieuwe tandpasta ligt in de kast? En dat het ’s avonds best al wat langer licht is.
Geen levensbelangrijke dingen of misschien juist wel.
En ik droom hardop dat misschien af en toe onze kerken een plek mogen zijn om dat een beetje op te vullen. Voor en na de vieringen. Liefst bij het drinken van iets warms.
Maar desnoods zomaar, arm tegen arm in onze dikke winterjassen op rijen naast elkaar.
Ook met woorden kun je iemand vasthouden. En met luisteren ernaar.