Priester in de Amazone, zo ziet dat eruit
Neem de kaart van Vlaanderen, qua oppervlakte zo groot als de Amazoneparochie in Peru waar ik vanaf eind jaren 90 tot 2012 geregeld meehielp als rondtrekkend priester. Schrap alle wegen en steden en kleur ze in als regenwoud. Langs de rivieren stip je ongeveer om de 20 km een nederzetting aan, die er uitziet als een dun bevolkt landbouwersdorp uit de bronstijd in onze streken. Verder teken je vooral verbindingspaadjes tussen die dorpjes.
In het centrum van de kaart één enkel stadje van 5.000 inwoners dat zich 70 jaar geleden ontwikkelde rond een missiepost van de jezuïeten. Dat is Santa Maria de Nieva, de hoofdplaats van onze parochie. Door het gebied loopt één onverharde weg, berijdbaar voor camions en SUV’s.
Vragende partij voor kerstening
3 bevolkingsgroepen bewonen het gebied: de Aguaruna en de Huambisa (twee nauw verwante Amerindiaanse volkeren) en de ‘colonos’. Dat zijn andere Amerindianen of mestiezen die uit de hogere Andes het regenwoud introkken bij gebrek aan beschikbare landbouwgronden in hun gebied van herkomst. De ‘colonos’ zijn traditioneel christelijk, de Aguaruna niet.
De meeste Aguaruna en Huambisa hier zijn vragende partij voor kerstening.
Voor hen betekent de boodschap van Christus en het evangelie een echte bevrijding.
In het gebied zijn naast de katholieke kerk diverse andere christelijke kerken actief. Vaak sectair van aard, ondersteund door Noord-Amerikaanse moederkerken. Oecumene is er nauwelijks mogelijk, wegens de sectaire opstelling van diverse ‘evangelische’ kerken. Die hebben doorgaans een exclusief soteriologisch (‘Jezus redt’) en liberaal discours en trekken zich minder aan van structureel maatschappelijk onrecht of de milieuvraagstukken.
Rondtrekken door Amazone loodzwaar
De lokale katholieke geloofsgemeenschappen in dit gebied worden bediend door een netwerk van pastorale medewerkers, mannen of vrouwen. Een priester komt maar heel zelden op bezoek. Eens per jaar of half jaar, en dan nog. Rondtrekken is loodzwaar.
Als priester reis je alleen, te voet met rugzak en soms eerst een stuk per prauw en daarna verder te voet.
Daarbij draag je altijd een machete als een zwaard om je gordel. De temperatuur zit constant tussen dertig en vijfendertig graden in de schaduw, met luchtvochtigheid tot dicht bij de honderd procent.
Als priester trek je rond in cycli van ongeveer 7 à 10 dagen. Iedere dag doe je een andere dorp aan. Internet is er niet. Toch weten de meeste dorpsbewoners dat je eraan komt, omdat het bericht van je komst je vooruit snelt. Op de paadjes ontmoet je immers passanten en je praat met iedereen. Dat maakt ook dat je soms van je traject moet afwijken, als iemand je opwacht om je naar een ziek – vaak stervend – familielid te brengen op een plek die je niet gepland had.
Improviseren en toevertrouwen
Zo werd ik ooit eens opgewacht door de katholieke catechist van een Aguaruna-gemeenschap. Zijn zoon van 12 lag op sterven. Hij vroeg me om hem de laatste sacramenten te geven. Ik was voor die pastorale trektocht de Heilige Oliën vergeten en moest dus iets improviseren. Ik gebruikte achiote, een vrucht met rode kleurstof waarmee Amerindianen zich vaak opsmukken, huid en haren.
Toen bleek dat de stervende jongen – conform de lokale traditie – onder een halfopen schuin afdakje lag, aan de overkant van de beek waar het dorp aan grensde. Ik moest weer improviseren, want alleen de ouders mochten nog bij hem komen. Ik kon de jongen niet zien, want de opening van het afdak was gericht naar het woud en niet naar het dorp. De Aguaruna geloven namelijk dat een mens meerdere zielen heeft, waaronder één wraakziel; en die mag vooral niet het dorp intrekken als je overlijdt.
Dus ik bleef op de oever aan de kant van het dorp en bad daar hardop de gebeden der stervenden. Intussen diende de vader-catechist op de andere oever de jongen de ziekenzalving toe, met achiote die ik op voorhand had gezegend.
Eucharistie in een sjofele kapelhut
De middag is de beste tijd om in een dorp op het geplande traject aan te komen. Dan heb je alle tijd om de verhalen en het wel en wee te aanhoren. Er is altijd een gastfamilie die je opvangt. Slapen doe je in het beste geval op een doek op een houten vloer. Tegen 6 uur wordt het donker en is iedereen thuis van de akker of uit het woud. En wordt iets gegeten en dan verwacht men een eucharistie in een sjofele kapelhut van aangestampte aarde.
Eén olielamp verlicht de ruimte. De catechist animeert de gezangen en de lezingen. Heel het jaar door is hij of zij de persoon die de geloofsgemeenschap bij elkaar houdt met gebedsdiensten, catechese en pastorale bezoeken. Maar sacramenten vieren kan deze man of vrouw niet. Dat is niet makkelijk als je weet dat de evangelische kerken ook in deze gebieden actief zijn. Die zijn niet geremd om wekelijks ‘sacramentele riten’ in de gemeenschap te vieren.
Paulus, Titus, Lydia en het viri probati-verzoek
De vreugde is enorm, de eenvoud ook. Gek toch, maar Jezus’ woorden en parabels zijn er veel levensechter; alsof Hij zelf, hier en nu, aan het woord is. Ook Paulus is er een held: met zijn heldere no-nonsense taal. En de priester wordt er gezien als een rondtrekkende Paulus. De catechist is als Titus, Timoteüs of Lydia.
Jezus present stellen. Dit is de essentie van het viri probati-verzoek. Eén pastorale voettocht door de Amazone volstaat om de vraag van de synodevaders te verstaan.
Of hoe de verste periferie het hart van onze rooms-katholieke kerk kan transformeren en vernieuwen.
Auteur: Johan Verschueren sj, overste van de jezuïeten in Nederland en Vlaanderen. Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Ignis Webmagazine.