Troost
Het begint met elkaar zien. Zoals Jezus mensen zag. De arme vrouw die haast ongemerkt een klein muntje in een offerblok stopte. De man die half in een boom zat verstopt. De kinderen die bijna werden weggejaagd. De man met de verlamde benen die al jaren bij de vijver zat. Elk met hun eigen verdriet en hoop.
Onze straten lopen vol van mensen, net als toen.
De altijd zo vrolijke papa die zich meer en meer afvraagt hoe het toch moet met onze planeet. De oudere buurvrouw met een zorgelijk gezicht omdat haar man niet meer beter wordt. Het koppel dat hand in hand gaat wandelen om nog maar eens te praten over wat hun opgroeiende zoon toch bezielt.
De jonge mama die al tien jaar in ons land woont, maar haar moeder in het thuisland zo mist, om even haar baby vast te houden en iets liefs te zeggen.
De moegewerkte nachtverpleegster die uit haar slaap gehouden wordt door de verbouwingswerken bij de buren. De fietskoerier die bijna van de sokken wordt gereden door een ongeduldige automobilist en even luidop vloekt.
De student met meer branie dan zelfvertrouwen die hoopt dat hij dit jaar zijn vakken wel goed gekozen heeft. De weduwe die haar man zo hard mist dat ze geen smaak meer vindt in het eten.
De kleindochter van de weduwe die na school bij haar oma gaat eten, om haar gezelschap te houden.
De nieuwe buren die alleen Koreaans spreken en niet weten wat er omgaat in de straat. De vrouw in verwachting die zo uitkijkt naar de bevalling, maar dat nauwelijks kan delen. De zwijgzame man op de stoep die elke dag spijt heeft van iets wat heel vroeger is gebeurd.
Het luidruchtige jongetje dat bang is voor de harde woorden tussen zijn papa en zijn mama elke dag. Het in zichzelf gekeerde meisje dat een mislukte liefde verwerkt. De man die zich naar het ziekenhuis haast om zijn vrouw op te halen. Enzovoort, enzovoort.
Als de bladeren vallen, wordt de hunker naar troost extra zichtbaar.
Laten we lief zijn voor elkaar. Wat minder haast, een vriendelijk woord, een zachte glimlach. Alle beetjes helpen.