Tussen oostfront en kermis
In Zwartzak schetst Wim Claeys het portret van een liefhebbende vader met een collaboratieverleden. Hij schuwt de confrontatie met zijn vader niet
Als kind trok hij met een rugzakje van de SS naar de jeugdbeweging en marcheerde hij naast zijn vader achter de vlag van de Vlaamse beweging, luid betogend voor amnestie voor oostfronters. Vandaag houdt Wim Claeys zich afzijdig van die bezigheden. Hij is intussen muzikant en cabaretier geworden en hij zingt schunnige Gentse liedjes over bloemetjes en bijtjes. En hij staat op podia met een monoloog over vaderliefde, ondanks het collaboratieverleden van zijn vader. Die trok tijdens de Tweede Wereldoorlog naar het oostfront onder de vlag van de Waffen-SS. In Zwartzak vertelt Wim Claeys het verhaal van zijn opvoeding in een rechts-conservatief, nationalistisch milieu waarin geflirt werd met het neonazisme. Terzelfder tijd maakt de cabaretier het onderscheid duidelijk tussen zijn vader als oostfronter en als liefhebbende papa.
– Waarom maakte u de monoloog ‘Zwartzak’?
De VRT vroeg me om te getuigen over mijn vader, voor de Canvasserie Kinderen van de collaboratie. Dat verhaal zat al langer in mijn hoofd, maar onder aanmoediging van de broers Raf en Mich Walschaerts van het cabaretduo Kommil Foo heb ik er een monoloog van gemaakt en aansluitend een boek. Een jaar lang puzzelde ik aan de voorstelling, omdat ik niet wist hoe hard ik het wilde spelen. Daar twijfel ik nog steeds aan, maar niet aan het feit dat het verhaal het vertellen waard is.
Aanvankelijk maakte ik me boos op het podium, maar dat is niet interessant. Mensen vonden dat lelijk. Bij die eerste voorstellingen voelden de toeschouwers zelfs wat rancune in mijn verhaal. Daarom vertel ik het nu vanuit mijn eigen standpunt als negenjarige die naar de Vlaams-nationalistische jeugdbeweging trok, een herkenbaar jongetje dat trots meeliep met zijn papa. Daarin zit nog steeds de kritiek op die beweging in vervat, maar het is ontwapenend gebracht. Ik dacht dat meer mensen me zouden verwijten dat ik daarmee de keuzes van mijn vader rechtvaardig. Met de voorstelling en het boek confronteer ik echter mijn vader nogmaals met de collaboratie en de Holocaust. Al heb ik het ditmaal zelf in de hand.
– Heeft u uw vader ooit iets verweten?
Mijn vader heb ik nooit iets kwalijk genomen. Ik heb hem geconfronteerd met zijn collaboratieverleden en hij heeft me duidelijk gemaakt dat hij niets wist van de uitroeiingskampen. Ik geloof dat. Er heerste in die donkere dagen beslist een antisemitische sfeer in de samenleving, dat wel. Maar nadien is gebleken dat de Vlaamse oostfronters geen weet hadden van de gruwel van de nazi’s. „Had ik dat geweten, dan had ik me bij de Engelsen gemeld”, zei hij me ooit. Het Vlaams Nationaal Verbond, waarvan mijn vader lid was, riep op om de Joden te verwijderen uit de samenleving en dat moet hij hebben geweten. Maakt die wetenschap hem medeplichtig? Dat is nog iets anders dan moorden plegen. Toen ik dat vernam, [node:field_streamers:0] liet ik duidelijk verstaan dat het me choqueerde. Ik heb hem daar dan ook mee geconfronteerd.
– Kon uw vader zich verzoenen met zijn collaboratieverleden?
Aan het einde van zijn leven vertelde hij me eens, zomaar, dat hij het dom vond wat hij had gedaan. „ Wat heb ik daar eigenlijk toch uitgehaald?”, liet hij zich meermaals ontvallen. Hij dacht er dus nog vaak over na. Zijn keuzes van toen waren geen onwrikbare kapstokken waaraan hij voor de rest van zijn leven vasthing. Het heeft wel zijn identiteit en zijn sociale leven bepaald. Die identiteit, daar was hij zelfs trots op. Als het niet zo negatief klonk, zou ik zeggen dat hij ermee koketteerde. Hij verscheen op een oudercontact met een speldje van het Berkenkruis op zijn jas, het symbool van de oostfronters. Maar hoewel hij er een beetje mee te koop liep, was hij geen missionaris van het oostfront. Dat was zijn identiteit, maar hij bleef er steeds aan twijfelen. Het werd zijn identiteit tegen wil en dank. Een hakenkruis heeft hij echter nooit in huis gehad.
– Hoe groot is het onderscheid tussen uw vader als oostfronter en als vaderfiguur?
Ik kan dat goed los van elkaar bekijken. Dat hij naar het oostfront trok, dat was zijn leven, niet het mijne. Daarom kon ik hem in de voorstelling Zwartzak niet enkel als oostfronter neerzetten, maar vooral als vader. Voor mij was hij de papa die me overal naartoe bracht, die thuis mijn lessen overhoorde en met wie ik naar de kermis ging. Hij was aanwezig in elk aspect van mijn leven. Als vader maakte hij ook keuzes voor mij die ik me, achteraf bekeken, beklaag. Zo voel ik meer afkeer ten opzichte van het VNJ, de Vlaams-nationalistische jeugdbeweging waar hij me naartoe stuurde, dan ten opzichte van hem. Die jeugdbeweging maakte van mij een rechtse conservatieve nationalist. Als vijftienjarige was ik goed op weg om een neonazi te worden. Waarom haalde hij me daar dan niet weg, vroeg ik me wel eens af. Maar zo eenvoudig is dat niet. Mijn sociale leven speelde zich daar af. Ik ben het ook niet altijd eens met wat mijn dochters in hun jeugdbeweging doen, maar ik voel niet de drang om die leiding op de vingers te tikken. De enige manier waarop ik daar controle op zou kunnen uitoefenen, is door ze er weg te halen. Maar dat is niet mijn stijl.
Een gelijkaardige dynamiek moet ook bij mijn ouders hebben gespeeld. Bovendien wisten we in de jaren 1980 niet wat we nu weten over de Holocaust. Onder historici en journalisten was dat bekend, maar Jan met de pet lag er niet van wakker. Door die onwetendheid vonden veel mensen dat geflirt met het neonazisme ook niet zo erg. Vandaag ligt dat anders. Ik sta ervan versteld hoe weinig we toen over het nazisme wisten. Vandaag is die kennis de grootste bron van onze afkeer en van onze waakzaamheid. Daarom veroordeel ik mensen die er vandaag mee dwepen veel sterker dan toen.
Wim Claeys speelt Zwartzak op diverse podia in ons bisdom. Info en tickets op www.wimclaeys.be.