Hij was verloren en is teruggevonden - paus Franciscus [catechese]
Geliefde broeders en zusters,
Na de bezinning over de ontmoetingen van Jezus met enkele persoonlijkheden uit het Evangelie, zou ik willen stilstaan, beginnend met deze catechese, bij enkele parabels. We weten dat het gaat om verhalen die beelden en situaties opvoeren uit de dagelijkse werkelijkheid. Daardoor raken zij ook ons leven. Ze dagen ons uit. Ze eisen dat we stelling nemen: waar sta ik in dit verhaal?
We vertrekken van de meest bekende parabel. Allicht herinneren we ons dat nog van toen we klein waren: de parabel van de vader en de twee zonen (Lc 15,1-3.11-32). Hierin vinden we het hart van Jezus’ Evangelie, dat wil zeggen: de barmhartigheid van God. De evangelist Lucas zegt dat Jezus deze parabel vertelde omwille van de farizeeën en de schriftgeleerden. Die morden over het feit dat Hij met zondaars de maaltijd gebruikte. Daarom zou men kunnen zeggen dat het een parabel is gericht tot hen die verloren gelopen zijn zonder het te beseffen en daarom anderen veroordelen.
Boodschap van hoop
Het Evangelie wil ons een boodschap van hoop toevertrouwen, omdat ons gezegd wordt dat overal waar wij verloren gelopen zijn, op welke wijze ook, God ons steeds komt zoeken! Misschien zijn we verloren zoals een schaap, dat het pad verlaten heeft om gras te grazen, of achtergebleven is uit vermoeidheid (cfr Lc 15,4-7). Of misschien hebben we onszelf verloren als een muntstuk, ter aarde gevallen en niet teruggevonden, of iemand heeft het opgeraapt en weggelegd zonder zich te herinneren waar. Misschien zijn we verloren zoals de twee zonen van deze vader: de jongste omdat hij het beu was in een relatie te blijven die veel te eisend aanvoelde; maar ook de oudste liep verloren. Het volstaat niet thuis te blijven als in het hart hoogmoed en wrok heersen.
Liefde is steeds een inzet.
Liefde is steeds een inzet. Om naar een ander te gaan moeten we steeds iets achterlaten. Maar de jongste zoon in de parabel denkt uitsluitend aan zichzelf, zoals gebeurt in sommige perioden van jeugd en jongvolwassenheid. In de werkelijkheid rondom ons, zien ook talloze volwassenen van dat soort. Zij slagen er niet in een relatie uit te bouwen omdat ze egoïsten zijn. Zij dromen ervan zichzelf terug te vinden, maar integendeel ze verliezen zichzelf. Immers slechts wanneer we voor iemand leven, leven we echt. Deze jongste zoon, zoals wij allen, heeft honger naar liefde, hij wil graag gezien worden. Maar de liefde is een kostbaar geschenk dat met zorg behandeld moet worden. Hij daarentegen verkwist het, verkoopt zich, heeft geen zelfrespect. Hij stelt dat vast in tijden van schaarste, wanneer niemand om hem geeft. Het gevaar bestaat erin dat wij in dergelijke situaties liefde gaan bedelen en ons overgeven aan de eerste meerdere die ons treft. Het zijn dergelijke ervaringen die in ons de verkeerde opvatting doen ontstaan dat we alleen tot een slaafse relatie in staat zijn, alsof we een fout moeten uitboeten of alsof echte liefde niet kan bestaan. De jongste zoon denkt immers, wanneer hij het dieptepunt bereikt heeft, naar het huis van de vader te kunnen terugkeren om van de grond enkele brokjes liefde op te rapen.
Terugkeer van de verloren zoon
Alleen wie ons bemint, kan ons bevrijden van deze valse visie op de liefde. In de relatie met God beleven we precies deze ervaring. De grote schilder Rembrandt heeft dat in een beroemd schilderij, op schitterende wijze, uitgebeeld in de terugkeer van de verloren zoon. Mij treffen daarbij vooral twee bijzonderheden: het hoofd van de jongste is kaalgeschoren, zoals bij een bekeerling, maar ook als het hoofd van een kindje, want deze zoon staat op het punt opnieuw geboren te worden. En dan de handen van de vader: de ene mannelijk en de andere vrouwelijk, om de kracht en de tederheid te beschrijven van de omhelzing der vergiffenis.
De oudste zoon vertegenwoordigt hen voor wie de parabel wordt verteld: de zoon die altijd thuis is gebleven bij de vader, van wie hij ver verwijderd was, veraf met het hart. Misschien had deze zoon ook willen weggaan, maar uit angst of plichtsbesef is hij gebleven, daar, in die relatie. Wie zich ongewenst aanpast, begint inwendig woede te koesteren en vroeg of laat ontploft die woede. Op schijnbaar tegenstrijdige wijze is het precies de oudste zoon die uiteindelijk het gevaar koopt uit het huis te blijven, omdat hij niet deelt in de vreugde van de vader, de vader die ook voor hem naar buiten komt, hem niets verwijt hem niets, ook geen beroep doet op de plicht. Hij wil slechts zijn liefde laten blijken. Hij nodigt hem uit binnen te komen en laat de deur open. Die deur blijft ook voor ons open. Dat is, feitelijk, de beweegreden van de hoop: wij kunnen hopen omdat wij beseffen dat de Vader ons verwacht, ons van verre ziet en altijd de deur openlaat.
Geliefde broeders en zusters, laten we ons dus de vraag stellen waar wij in dit schitterende verhaal onze plaats hebben. En laten we God Vader de genade vragen dat ook wij de weg zouden vinden om terug te keren naar huis.
Vertaald uit het Italiaans door Marcel De Pauw msc