Wees geprezen, Allerzaligste ~ Laudato Si’ in de blender
Op het einde van de Laudato Si’ Week in mei riep paus Franciscus een heus feestjaar uit om sociale en ecologische gerechtigheid in de aandacht te blijven houden. In deze zomerreeks schrijven 8 zielsverwanten van Franciscus van Assisi hun versie van zijn Zonnelied, dat de titel en inspiratie leverde voor de encycliek.
Zolang we de Heer kunnen prijzen, is er hoop dat we iets van zijn wondermooie schepping kunnen redden. Dus: wees geprezen, Heer, laudato si’!
Allerzaligste, zonnige God,
van U zijn de koffer, de reis en de onverwachte regen.
Toch kom ik U, Allervrolijkste, het eerste tegen
in het kind dat al lachend de stoel opklimt
en me knuffelt, nog voor de dag begint.
Wees geprezen, mijn Heer, door de gebroeders wandelschoenen
waarin ik stap na stap vertragen mag
en op het heetste van de dag
een geur ontdek of een nieuwe picknickplek.
En puur natuur, ook zonder selfie,
helemaal tot meselfie kom.
Wees geprezen, mijn Heer door mama moestuin,
die een smakelijk mens van mij maakt.
Wees ook geprezen, mijn Heer, om broeder barbecue.
Om dat bewuste stukje veggie af en toe (of van de bil van een bio-koe).
Hij verwarmd de buurt en bezet de straat,
aan zijn lange, lange tafel wordt er nooit alleen over kalfjes gepraat.
Wees geprezen, mijn Heer, door zuster hangmat
waarmee Gij mens met boom en boom verbindt.
Ik hang in haar touwen, krijg tijd om te helen,
voel me vrij om me wiegend kapot te vervelen.
En als een slapende Jozef leg ik ondertussen
mijn grote zorgen onder het kleine kussen.
Wees geprezen, mijn Heer, door broeder briesje,
waartegen ik vecht op mijn supersnel fietsje.
De vriendelijke wind die mij op adem doet komen.
Eerst uit en dan weer in, blaas ik geduldig een nieuw begin
in roze zwembanden en gouden dromen.
Wees geprezen, mijn Heer, om vrouwe verbeelding,
die zandijsjes schept en papieren bootjes vaart
die ergens tussen hart en hoofd een hotelletje vindt,
zonder Google, kompas of sprekende kaart.
Zij doet vaders bellen blazen en moeders kinderlijk verbazen.
Geeft kracht aan wie op schatten hoopt,
of met hartelijke humor muurtjes tussen mensen sloopt.
Wees geprezen, mijn Heer, om zuster zonneslag en de zeven zomerplagen:
De thuisloze hond gedropt in de berm,
het dreigende watertekort en die moordende muggenzwerm.
De goedkoopste vliegreis, het plastic strandafval
en alles wat er achterblijft na een wegwerpfestival.
Dan vergeet ik nog de wespensteek, waarmee U ons prikt
en ons leven op te grote voet weer eens op de vingers tikt.
Wees geprezen, mijn Heer, voor broeder twijfelaar in mij
die twee klapstoelen klaarzet bij de ondergaande zon.
Één voor U en één voor wij.
En terwijl ik zacht op u wacht bij een goed gevuld glas
zie ik bij het begin van de einder dat U er altijd al was.
Dus zwijgen we ons de nacht door en na een schouderklop of drie
roepen we met tranen in de ogen: ik zie u graag en vive la vie.
Wees geprezen tot slot, mijn Heer en mijn God, door zuster gebed
die geduldig wacht tot ik luister…
en aan het eind van mijn Latijn, als Kreuner tot U zeg:
Ik wil je, blijf bij me, hou van me, ga nooit meer weg.
Broeder Dries de Bakker