(De) weg van de Geest
Het Interdiocesaan Pastoraal Beraad (IPB) blaast binnenkort vijftig kaarsjes uit. Eigenlijk zijn het er 51, want het coronavirus verknalde vorig jaar het feest. Geen nood, we vieren hoe dan ook een halve eeuw kerkelijk overleg in Vlaanderen. We gaan er dus al (minstens) een halve eeuw van uit dat de Kerk niet enkel een zaak is van de clerus, maar dat ook leken een belangrijke plaats bekleden.
Dat vinden we vandaag heel normaal, maar het is niet altijd zo vanzelfsprekend geweest. Werd tijdens het Eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) de onfeilbaarheid van de paus een dogma, dan versterkte het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) juist de rol van lokale bisschoppen en van leken. In theorie zijn die twee keuzes niet tegenstrijdig, maar in de praktijk zagen we een duidelijke verschuiving van centralisme naar gedeelde verantwoordelijkheid. Om het in pinksterterminologie te zeggen: waar de werking van de Geest in de negentiende eeuw het terrein was van de paus, beseffen we nu beter dat de Geest in alle gelovigen aan het werk is.
Dat had men eigenlijk altijd al kunnen weten, want het pinksterverhaal – te lezen in het tweede hoofdstuk van de Handelingen van de Apostelen – zegt letterlijk, bij monde van Petrus „dat Ik mijn Geest zal uitstorten over alle mensen: uw zonen en dochters zullen profeteren, uw jonge mannen visioenen zien, de ouderen onder u zullen droomgezichten ontvangen, ja zelfs over mijn dienaars en dienaressen zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten en ze zullen profeteren”. Alle mensen dus, jong en oud, mannen en vrouwen.
Het IPB weerspiegelt duidelijk het Tweede Vaticaans Concilie en de visie die de Kerk vandaag heeft op haar functioneren en op de rol van de Geest daarin. „Het IPB en de bisschoppen zoeken als partners samen naar oplossingen”, zegt voorzitter Christa Damen. Tegelijk beseft ze dat de tijden blijven veranderen. De christelijke middenveldorganisaties, [node:field_streamers:0] de media en de publieke opinie hechten vandaag minder belang aan het IPB, en bij uitbreiding aan de Kerk in het algemeen. Moeten we dat als een probleem zien, of gewoon aanvaarden dat de positie van de Kerk in de samenleving is veranderd? Daarover praten we volgende week met kardinaal Jozef De Kesel, die het onderwerp behandelt in een nieuw boek.
In Duitsland laat de plaatselijke evenknie van het IPB, het Zentralkomitee der deutschen Katholiken (ZdK), intussen van zich horen. Samen met de Duitse bisschoppen organiseert het ZdK een grote en ambitieuze Synodale Weg over prangende vragen in de hedendaagse Kerk (zie ons Dossier, bladzijde 8-9). Dat gaat niet zonder slag of stoot en de nervositeit neemt toe, zowel onder Duitse katholieken als in Rome. Het initiatief kan averij veroorzaken, maar is hoe dan ook een boeiend experiment in de zoektocht naar een nieuw evenwicht tussen hiërarchische kerkstructuren en de mondige samenleving. Zal de Geest zijn weg vinden naar de hoofden en harten en de Synodale Weg leiden naar een vruchtbare bestemming?
Pinksteren is een oefening in bescheidenheid en vertrouwen. Zoals de wereld niet stilstaat, beweegt ook de Kerk. Geschiedenisboeken leren ons hoe het gisteren was, maar de Geest fluistert hoe het morgen wordt. Die stem horen en begrijpen, is de aartsmoeilijke oefening die elke gelovige moet aandurven, individueel en gezamenlijk. Wie op voorhand en met zekerheid meent te weten wat de Geest wil, zit er meestal naast. Meer nog, hij of zij heeft het concept ‘Geest’ niet begrepen. Om open te staan voor Gods werking in de mens en in de Kerk, is het essentieel dat we de Geest echt alle ruimte geven. Zoniet reduceren we de Geest tot een instrument van onze eigen wil.
Pinksteren stelt ons als kerkgemeenschap voor de vraag: lopen we weg van de Geest, of bewandelen we de weg van de Geest? Dat we die weg mogen zoeken, maakt van Pinksteren mijn favoriete feest.
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be