Woordkracht - In de jaszak [blog]
Wanneer Mara-Lea thuis komt van school, zit er regelmatig iets in haar jaszak. Tegenwoordig zijn het kastanjes, stukjes tak, nootjes,… en andere ‘schatten’ die ze op de speelplaats vindt. Samen met haar vriendinnetje verzamelt ze erop los, om het daarna te koesteren en dichtbij te bewaren in een jaszak.
“Geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt.” Matteüs 22,21 – Negenentwintigste zondag door het jaar
De farizese leerlingen en Herodianen uit het evangelieverhaal hebben ook iets bij zich dat ze blijkbaar koesteren. Het is een munt van de keizer. Door ernaar te vragen, brengt Jezus hen zonder dat ze het beseffen in diskrediet. Joden hoorden immers niet rond te lopen met een munt die pretendeerde een afbeelding van de ‘zoon van god’ te dragen. Jezus’ raadselachtige slotwoord bevat dus een appel: “geef terug wat je als dienaar van JHWH niet bij jou hoort te dragen en richt je in plaats daarvan volledig op God.”
Het Evangeliestukje daagt me uit om in mijn eigen figuurlijke jaszak te kijken. Wat zit er daar in dat ik dicht bij mij wil houden? Is het iets wat mijn relatie met God dient? Of staat het die verbondenheid eerder in de weg?