Woordkracht - Ontmanteld
Wanneer ik in de zetel zit, heb ik altijd wel een of ander deken om me heen. Tegen de kou of gewoon omdat het geborgen aanvoelt. Misschien is het daardoor dat de mantels uit het Evangelie van Palmzondag me opvallen. De leerlingen van Jezus leggen spontaan hun mantels over het veulen waarop Jezus Jeruzalem zal binnenrijden. Maar ook omstanders spreiden hun mantels uit op de weg volgens het verhaal.
De leerlingen brachten de ezelin met haar veulen, legden er hun mantels overheen en Hij ging erop zitten.Zeer velen uit het volk spreidden hun mantels uit op de weg, terwijl anderen de weg bedektenmet twijgen, die zij van de bomen hadden gesneden. Matteüs 21,7-8 - Palmzondag
De mantel is een attribuut voor een koning. Het vermelden van de mantels voegt dus toe aan de overtuiging van het volk dat er een koning kwam binnengetreden. Maar mijn aandacht blijft deze keer vooral hangen bij de mensen die hun mantel schenken. Ze moeten er plots een beetje naakter en minder beschermd hebben bijgestaan. Ze vertrouwen hun bescherming zowel letterlijk als figuurlijk toe aan de Koning die ze voorbij zien rijden.
Ik vraag me af of ik mijn deken ook zou hebben neergelegd. Een twijg wellicht wel. Maar zou ik mijn eigen gecreëerde geborgenheid hebben durven verlaten?