Wordt de machine meer mens, of de mens meer machine? Tim Brys over AI
Onlangs ontdekte ik de tekst van het toneelstuk De rots van Brits dichter T.S. Eliot. Iemand had me erop gewezen dat de beginpassage heel relevant is voor ons huidige tijdperk van artificiële intelligentie (AI). Eliot opent met een poëtische beschrijving van de onophoudelijke omwenteling van het gesternte, dat hij vergelijkt met ons technologisch en wetenschappelijk streven:
De eindeloze cyclus van idee en actie,
Eindeloos uitvinden, eindeloos geëxperimenteer
Hoewel dat streven heel wat kennis opleverde, loopt Eliot daar niet heel hoog mee op: het is kennis van beweging maar niet van rust, van spraak maar niet van stilte, van woorden maar niet van het Woord. Sterker gesteld:
Al onze kennis brengt ons de dood nabij,
Maar de dood nabij, niet dichter bij God.
Volgens Eliot missen we iets fundamenteels in onze technologische vooruitgang, waarvan AI momenteel het toppunt vormt.
Vorige maand publiceerde het Vaticaan de nota Antiqua et nova over AI. Het is een meesterlijke overschouwing die demonstreert hoe relevant eeuwenoude, goddelijke wijsheid is voor hypermoderne, seculiere technologie. Kardinalen Víctor Fernández en José Tolentino de Mendonça proberen de lezer vooral te helpen in het onderscheiden van wijze en schadelijke ontwikkeling en gebruik van AI. Hun maatstaf? De ongenaakbare waardigheid van elk persoon en onze roeping tot gemeenschap met God en anderen.
Technologie kan een zegen zijn
Anders dan Eliot durven ze te benadrukken welke enorme zegen technologie – AI dus – kan brengen: van het bestrijden van ziekten en klimaatverandering tot het ondersteunen van werk en onderwijs. Want wetenschappelijke en technologische vooruitgang zijn essentieel in het uitwerken van onze roeping. Op het AI-Lab waar ik werk, onderzoeken we zo hoe toekomstige pandemieën beter kunnen beheerst worden. In december ging de Nobelprijs Chemie nog naar de ontwikkelaars van een AI-toepassing die medisch onderzoek enorm versnelt.
Op het AI-Lab waar ik werk, onderzoeken we zo hoe toekomstige pandemieën beter kunnen beheerst worden.
Tim Brys
Blinde vooruitgangsideologie
Maar de roomse schrijvers van Antiqua et nova geven Eliot ook gelijk in zijn pessimisme en maken veel woorden vuil aan de vloek die AI kan brengen. Want de ontwikkeling en toepassing van AI wordt vaak geleid door denkbeelden die onze godgegeven waardigheid en roeping ondermijnen. Onder de schuldigen zijn een blinde vooruitgangsideologie, die gelooft dat technologie al onze problemen zal oplossen, het ‘technocratisch paradigma’, waarbij efficiëntie primeert op menselijke waardigheid, en de reductie van het concept ‘intelligentie’ tot het verzamelen van kennis en het uitvoeren van taken.
Door het leven te herleiden tot wat meetbaar is, hollen we ons menszijn uit, stellen de kardinalen. Relaties met God en anderen, spiritualiteit, een oriëntatie naar het Ware en het Goede, emoties, belichaming, enzovoort; het is allemaal fundamenteel voor wie we zijn als mens: zowel stoffelijk als geestelijk. Bekeken door de lenzen van het technocratisch paradigma zijn we echter hoogstens raderen in een kapitalistische machine, databronnen om AI mee te voeden, passieve consumenten van AI-output: niet meer dan stoffelijk, dus.
Of met Eliots woorden:
De hemelse cycli in twintig eeuwen
Brengen ons verder van God en dichter bij het Stof.
Herstel van onze geestelijke kant
Antiqua et nova benadrukt daarom dat een intensivering van spiritualiteit – een herstel van onze geestelijke ‘kant’ – nodig is om onszelf in balans te brengen. Het louter opstapelen van kennis is onvoldoende om onze waardigheid en roeping te realiseren. Daarvoor hebben we diepe wijsheid nodig. Dan zullen we kunnen onderscheiden hoe AI ons kan helpen om gevormd te worden naar het beeld van God dat in ons ligt.
Anders riskeren we steeds meer op de machines te gaan lijken, waarvan we onszelf wijsmaken dat zij steeds meer op ons gaan lijken.