17a
„Bij elk begin – van een nieuw liturgisch, burgerlijk of schooljaar, bij een nieuwe baan – laden we de batterij op. We kijken verwachtend uit, stellen onszelf in vraag en herzien onze instelling. We gaan nieuwe mensen en situaties tegemoet en kijken hoopvol uit naar een intense samenwerking die een succesverhaal kan worden.
Dat geldt in het bijzonder voor wie na ziekte of werkloosheid weer aan de slag gaat. Ik denk daarbij aan de blinde uit hoofdstuk 9 van het evangelie volgens Johannes. Hij werd door Jezus genezen en kon weer zien. Wat een opening bood het voor die man. En toch waren er bij die en andere vreugdevolle gebeurtenissen mensen die Jezus een spaak in het wiel wilden steken. Hoe meer Jezus de aandacht trok, hoe meer de tegenstand toenam. Toen men Hem van de berg wilde duwen, ging Hij rustig tussen hen door en verdween, alleen (Lucas 4, 30). Ook van ons vraagt Jezus dat we ons geen zorgen zouden maken wanneer we kritiek krijgen: „Als ze jullie voor synagogen, overheden en gezagsdragers leiden, maak je dan geen zorgen over hoe je je zult verdedigen of wat je zult zeggen, want de Heilige Geest zal jullie op dat ogenblik leren wat je moet zeggen” (Lucas 12, 11-12).
Goede vrienden, als Kerk zijn we ‘een volk van zaaiers’. We willen het goede nieuws verspreiden. Het evangelie moet beschikbaar zijn voor al wie het wenst op te pikken. Wie zaait, wilt niet dat het zaad verborgen blijft in de akker. Het wil groeien, diepe wortels krijgen en in de hemel zijn takken tonen, zodat iedereen het kan zien (Marcus 4, 26-34). Herinner jullie wat ik eerder schreef: „De klokken luiden voor iedereen in de stad” (Alles begon met God, bladzijde 26). Het komt erop aan te blijven luiden, te blijven zaaien, zichtbaar te zijn, [node:field_streamers:0] herkenbaar als teken van Gods liefde. Tegenover de vragen van de samenleving over de plaats van de Kerk, hebben we één antwoord: „Het is Gods werk.” Telkens opnieuw willen we overtuigend getuigen dat „ofschoon de zaak van God steeds aan een zijden draad hangt, deze draad niet breekt. De trouw van God doorstaat het gewicht van de trouweloosheid. God blijft te midden van zijn volk” (Gerhard Lohfink, Heeft God de Kerk nodig?, bladzijde 145).
De jongste jaren merken we vele verschuivingen in het katholieke landschap. Verenigingen, scholen en instellingen veranderen van karakter of naam. Dat betekent niet dat de christelijke inspiratie geen kans meer krijgt. Het is net een gelegenheid om van binnenuit te getuigen. We mogen ons niet terugtrekken. Paus Franciscus roept juist op naar buiten te treden, zichtbaar te zijn en uit te komen voor ons geloof.
Via de nieuwe media krijgen we kansen om het evangelie aanwezig te stellen in het leven van iedereen persoonlijk, zowel als op het publieke forum. De geloofsgemeenschap krijgt vandaag de opdracht de boodschap op nieuwe wegen uit te dragen. In tijden van verandering, van secularisatie, is het een dringende opdracht voor de gelovige gemeenschappen hun stem te laten horen.
Vrienden, ik besluit met een bemoedigend woord van Dietrich Bonhoeffer, die in moeilijke tijden onvermoeibaar het evangelie verkondigde: „Optimisme is in wezen geen houding tegenover de situatie van het ogenblik, maar een levenskracht. Het is een kracht om te hopen als anderen het opgeven, een kracht om het hoofd hoog te houden als alles fout schijnt te lopen, een kracht om tegenslag te verdragen, een kracht die nooit de toekomst aan de tegenstander laat, maar deze opeist voor zichzelf” (Verzet en Overgave, bladzijde 28).”