5 pleidooien voor meer ‘hoop in de hulp’
Welke zorg willen we, wanneer we die nodig hebben? Wat heeft goede zorg te maken met ons samenleving in het algemeen? Zou het iets te maken kunnen hebben met hoop? Over die vragen organiseert Sociopolis Annuntiaten Heverlee een seminariereeks met 6 eminente sprekers. Deze vereniging bundelt de activiteiten van de zusters annuntiaten voor ouderen en studenten. De seminariereeks is bedoeld voor bewoners en personeel van de eigen diensten, maar ook voor hun families en ter inspiratie voor de brede samenleving.
#1 Jo Vandeurzen, voormalig Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Hoop geven zonder een menswaardig perspectief te bieden zou maar valse hoop zijn. Dat is precies wat kwalitatieve hulpverlening in zich draagt: een reëel en realistisch uitzicht geven op zingeving en een betekenisvol bestaan.
Hulpverlening wordt hoopverlening als ze mensen op hun veerkracht kan aanspreken.
Ze geeft hoop als ze hen zeggenschap geeft over de zorg en ondersteuning die hen geboden wordt. Er is van warme zorg sprake als die verder gaat dan de basiszorg en de mens met een zorgnood zich betrokken weet bij de samenleving en in zijn omgeving een rol van belang kan blijven spelen.
Zingevende hulpverlening is hoopverlening die niet tot de bevlogenheid van enkele witte raven beperkt mag blijven, maar moet de adem van een hele organisatie of voorziening zijn.
#2 Bleri Lleshi, docent UCLL en auteur ‘De kracht van hoop’
In mijn cursus voor studenten sociaal werk nam ik vorig academiejaar voor het eerst het thema hoop op. Ik begon met de simpele vraag: is hoop volgens jullie eerder emotioneel of rationeel? De overgrote meerderheid noemde hoop louter gevoelsmatig. Dat viel te verwachten. Waarom is hoop nauwelijks wetenschappelijk beschreven?
Het lijkt een taboe. Hoop is voor naïevelingen en mensen die geloven in het hiernamaals.
Hoop is onontbeerlijk in de zorg. En is een stuk rationeler én actiever dan vaak gedacht. Als hulpverlener meen je dat je iets kunt betekenen voor degene die je wil helpen, omdat je een diploma gehaald hebt en ervaring hebt opgebouwd. Je betrekt de hulpvrager in die hoop door er alles aan te doen dat het lukt.
Toen ik nog straatwerker was in Brussel, begeleidde ik 2 jongeren met spijbelgedrag. Op het einde van het schooljaar slaagde één van hen in zijn examens. Wat had hem uiteindelijk geholpen? Het feit dat hij dankzij mijn hulp eindelijk een uitkering had gekregen én dat ik achter hem was blijven zitten. Zijn zieke moeder, al die jaren achterstand op school en het schuldgevoel dat hij er niet in slaagde als oudste broer iets voor het gezin te betekenen, hadden hem alle hoop ontnomen. Voor het eerst in lange tijd zag ik het weer, zei hij.
#3 Luk Bouckaert, econoom en auteur ‘Kies voor hoop’
In het Frans bestaan er twee woorden voor hoop: het mannelijke espoir en het vrouwelijke espérance. Dit etymologisch onderscheid verwijst naar twee soorten hoop. Er is de voluntaristische en maakbare hoop van het yes we can en wir schaffen das. Achteraf moeten we vaak constateren dat veel van deze hoop ijdel was.
Daarnaast is er wat de dichter Péguy het kleine meisje hoop noemt (cette petite fille espérance).
'Espérance' is het vermogen om ondanks alle mislukking te blijven vertrouwen dat het leven zin heeft. Hoop als kwetsbaar vertrouwen in het leven.
Het punt is dat de georganiseerde zorg haast uitsluitend gestuurd wordt door de maakbare hoop en het daaraan gekoppelde rationele mensbeeld. Helpen is: zo efficiënt mogelijk diensten en producten organiseren voor de zorgvrager. De kleine, kwetsbare hoop, die niet te vangen is in doelstellingen en producten, is een blinde vlek. Als we het kleine meisje hoop haar plaats geven, ziet de maatschappelijke zorg (maar ook economie, politiek en onderwijs) er heel anders uit.
#4 Bruno Vanobbergen, Agentschap Opgroeien
Eén van de opmerkingen van jongeren die geïnterviewd werden voor een bachelorproef, luidde: We hebben nog nooit een volwassene in pyjama gezien. Dat is één grote roep naar nabijheid. Dat relationele is wezenlijk in de hulpverlening als hoopverlening.
Hulpverlening die ook hoop biedt, heeft te maken met zingeving, met morele en existentiële vragen.
Als samenleving slagen we er maar weinig in om dat te thematiseren, ook in de zorg. In gemeenschapinstellingen stel ik vast dat de aalmoezeniers en imams schitterend en noodzakelijk werk leveren: een jongere die delicten heeft gepleegd moet niet alleen gesanctioneerd en ondersteund worden, maar moet ook nagaan wat dit voor zijn leven betekent.
Zowel dat relationele als dat morele aspect van hulpverlening vragen een stuk kwetsbaarheid, zowel van de hulpvrager als van de hulpverlener. Delicate kwesties vragen geduld en ruimte. Een van de concrete voorstellen die we vanuit het Agentschap Opgroeien willen doen, is dan ook om leefgroepen in instellingen te verkleinen. Dit moet echt lukken.
Daarnaast moeten we verder werk maken van continuïteit in de zorg. De laatste 5, 6 jaar zijn er door de integrale jeugdhulp al heel wat schotten in de hulpverlening weggehaald. Nu willen we ook de schotten tussen geestelijke gezondheid, onderwijs en jeugdhulp afbouwen.
#5 Bieke Verlinden, schepen voor zorg en welzijn in Leuven
Hoopverlening is bindwerk, het betekent voor mij 'nabij zijn'. Naast de persoon gaan staan, luisteren en de situatie mee bekijken vanuit het standpunt van de persoon. Door van daaruit aan de slag te gaan, zonder te willen overnemen, maar op een nabije, persoonlijke en open manier. Door de verhalen van mensen ons te laten aangrijpen.
Verbinding maken, ook al zit er soms ruis op. Er zijn, en blijven.