7 Bijbelse vragen aan Kelly Keasberry: ‘Behoefte aan hoop’
1. Wat is je naam?
Kelly komt van het Keltische Ó Ceallaigh, wat ‘iemand die vaak naar de kerk gaat’ (Iers: ceall) kan betekenen. Dat ik die naam ooit eer zou aandoen, lag niet voor de hand. Ik groeide volledig seculier op: zonder kerk, zonder Bijbel in huis en ik werd als kind niet gedoopt. Op de lagere school had ik zelfs een rabiaat atheïstische leraar die de spot dreef met christenen. Maar juist die leraar zette me aan het denken. Hij leerde ons dat het geloof een sprookje was, maar hoe kon een sprookje hem zo razend maken? Ik kon me niet voorstellen dat iemand zich zo zou opwinden over Roodkapje of Hans en Grietje.
Als ziekenhuispastor en gastpredikant zie ik tegenwoordig heel wat kerken vanbinnen.
Uitslapen op zondag is er allang niet meer bij!
2. Waarover maak je je zorgen?
De toenemende polarisatie in de samenleving. Juist in deze tijd is het van groot belang dat we actief de verbinding met elkaar blijven zoeken. Om het wantrouwen te doorbreken, moeten we ons bewust worden van onze vooroordelen. Het is cruciaal om te beseffen dat iedereen een uniek verhaal heeft en dat we veel van elkaar kunnen leren.
3. Waar is je geloof?
Vrijwel dagelijks worden we geconfronteerd met voorbeelden in het nieuws van de meest verschrikkelijke dingen die mensen elkaar kunnen aandoen. Mensen stellen soms de vraag: ‘Waarom grijpt God niet in?’ Tja, God heeft ons een vrije wil gegeven, die fundamenteel is om werkelijk lief te kunnen hebben.
De staat van deze wereld is eerder het gevolg van menselijke keuzes, voortkomend uit egoïsme.
Juist in zo’n wereld is er behoefte aan hoop. Aan mensen die de moed hebben om de verandering te zijn die ze in deze wereld willen zien, zoals Mahatma Gandhi het uitdrukte.
We moeten ons niet blindstaren op wat mensen ervan maken, maar onze ogen gericht houden op de Schepper. Door ons te laten leiden door Gods liefde en genade kunnen we zelf een bron van liefde en positieve verandering zijn in deze wereld. Verandering begint bij het maken van bewuste keuzes om liefde en mededogen te verspreiden, en een positieve impact te hebben op onze omgeving.
4. Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als hij het leven erbij inschiet?
Gelukkig zijn met genoeg is een gave die we kunnen ontwikkelen. In de Paasvakantie ga ik met mijn man Joost en twee van mijn zonen de Camino Português doen. Gedurende twee weken zullen we twintig kilometer per dag wandelen tot aan Santiago de Compostela, met slechts een minimum aan bezittingen op onze rug. Het is echt een terugkeer naar de basis. Ik noem het wel eens een geestelijke check-up. Zo’n tocht stelt je in staat om te herontdekken wat werkelijk belangrijk is.
5. Heb je je ooit veroordeeld gevoeld?
Als kind werd ik erg gepest. Op school was ik een eenzame tiener die vooral haar best deed zo onzichtbaar mogelijk te zijn. In de pauzes trok ik me terug in de natuur. Op een dag passeerde ik een bushalte waar een poster hing met Johannes 3:16: ‘Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’ Die tekst liet me niet los. Eronder stond de naam van een stichting, waar ik een Bijbeltje kon aanvragen. Een paar dagen later viel er een enveloppe met een klein boekje op de deurmat: het Nieuwe Testament.
Dat ging voortaan elke dag mee in mijn boekentas.
Op mijn eenzame wandelingen leken de woorden rechtstreeks tot mijn hart te spreken. Alsof Iemand mij zag en liefdevol zijn handen naar me uitstak.
6. Waarom zoek je Mij?
Dat vraagt de 12-jarige Jezus aan zijn ongeruste ouders. Loslaten is zonder twijfel een van de grootste uitdagingen van het ouderschap. Als mama van vier zoons tussen 17 en 21 jaar weet ik er alles van. Een tekst van Kahlil Gibran (1883-1931) was voor mij een eyeopener: ‘Je kinderen zijn je kinderen niet. Ze zijn de zonen en dochteren van ‘s levens hunkering naar zichzelf. Ze komen door je, maar zijn niet van je. En hoewel zij bij je zijn, behoren ze je niet toe. Je mag hun je liefde geven, maar niet je gedachten. Want zij hebben hun eigen gedachten. Je mag hun lichaam huisvesten, maar niet hun ziel, want hun ziel toeft in het huis van morgen, dat je niet bezoeken kunt, zelfs niet in je dromen. Je mag proberen hun gelijk te worden, maar tracht niet hen aan jou gelijk te maken. Jullie zijn de bogen waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten. Laat het gebogen worden door de hand van de boogschutter een vreugde voor je zijn.’
7. Waarover praat je veel?
Momenteel houd ik me bezig met drie domeinen: pastorale zorg in het ziekenhuis, interreligieuze dialoog en ecotheologie. Over dat laatste bracht ik onlangs het boek Geworteld in verbinding. Een ecologische theologie voor de toekomst uit (Garant 2024). Vaak heb ik tot diep in de nacht zitten te schrijven. Die eenzame uren als het huis stil was en iedereen sliep, waren goud waard. Het is echt genieten als ik mails ontvang van mensen die erdoor geïnspireerd zijn, omdat de boodschap realistisch, maar tegelijk ook heel hoopvol is. Dat is precies wat ik deze wereld zou willen meegeven.