Begijnhof in ere hersteld
De architectuur van Belgiës kleinste begijnhof gunt bezoekers een blik op de leefwereld van de begijnen
Het kleinste begijnhof van ons land, gelegen in Anderlecht, opent opnieuw de deuren. Tenminste voor even. Aan het voorbije jaar van herstelwerkzaamheden ging ruim tien jaar wetenschappelijk onderzoek vooraf. Dankzij dat nauwgezette onderzoek kon het begijnhof worden hersteld in schier oorspronkelijke staat, met de materialen, technieken en kleuren die de begijnen van de vijftiende tot de achttiende eeuw moeten hebben gekend.
Het begijnhof van Anderlecht vormt samen met het Erasmushuis en de gotische collegiale Sint-Pieter-en-Sint-Guidokerk een opmerkelijk historisch gebouwencomplex pal in het centrum van de gemeente en is geklasseerd als historisch monument. Het bestaat uit twee vleugels, waarvan de bouw dateert uit de vijftiende, zestiende en achttiende eeuw, omgeven door een ommuurde tuin met waterput. Het begijnhof kon onderdak bieden aan acht begijnen en diende na de Franse Revolutie als hospies en verblijf voor armlastige vrouwen, tot het in 1928 werd gesloten. Nadien werd het ingericht als museum voor folklore en lokale geschiedenis. In 1930 werd het heropend. Vervolgens raakte het in verval.
In de herfst van 2023 zal het gerestaureerde begijnhof andermaal de deuren openen, ditmaal met een museaal project over het leven van de begijnen, in Anderlecht, maar ook in andere begijnhoven in ons land. Dit najaar krijgen de bezoekers echter de kans het volledig gerestaureerde architecturale juweel te bewonderen vóór het in dienst treedt als tentoonstellingsruimte.
„De heropeningsperiode gaat gepaard met activiteiten die betrekking hebben op de gebouwen en op de geschiedenis van de begijnen, zoals rondleidingen, performances door beeldende kunstenaars, concerten, voordrachten over de begijnen en diverse facetten van de begijnenbeweging”, legt Zahava Seewald uit, directeur van de gemeentelijke musea van Anderlecht. „De begijnenbeweging biedt namelijk een bijzonder rijk en gevarieerd onderzoeksgebied. Je kunt het bestuderen vanuit tal van invalshoeken, zowel sociologisch als spiritueel, antropologisch, psychologisch, literair en zelfs feministisch.”
De geschiedenis van de begijnen in Anderlecht is dan ook op z’n minst bewogen te noemen. „Van de begijnen in de dertiende eeuw bleef weinig documentatie bewaard”, weet Zahava Seewald. „De begijnen die leefden in de huidige gebouwen lieten ons wel bronnen na. Uit documenten uit de zestiende en zeventiende eeuw blijkt dat de begijnen een belangrijke rol vervulden in de Kerk. Ze waren dienaressen van kanunniken of van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, ze stonden in voor bepaalde taken in de collegiale kerk, zoals naaien, schoonmaken, collectes houden tijdens de kerkdiensten, zieke religieuze geestelijken verzorgen enzovoorts, maar ze werden gecontroleerd door de kanunniken die geen gelegenheid lieten voorbijgaan om hun gemeenschap een nieuwe, door hen gekozen, kandidaat-begijn op te leggen wanneer er een plaats vrijkwam.”
De bovenste verdieping van het meest recente gebouw werd onder andere verhuurd aan een onderpastoor en dat was wellicht bedoeld als een bron van inkomsten voor de begijnen. Zoals zo veel andere begijnhoven en kloosterordes in onze contreien doorstond de begijngemeenschap van Anderlecht de Franse Revolutie niet.
Het begijnhof van Anderlecht werd gesticht in 1252 en bevond zich buiten de stadsmuren van Brussel. „Ook dat is uitzonderlijk”, zegt Zahava Seewald. „Andere begijnhoven genoten haast altijd de bescherming van de stadsomwalling. Ook de structuur waarmee de gebouwen zijn opgetrokken, is opmerkelijk. Er bleef prachtig vakwerk bewaard en dat werd knap hersteld door vaklui, onder meer door iemand van Bokrijk.”
Begijnhof Anderlecht kunt u nog tot 4 december bezoeken, elke eerste zondag van de maand, op 22 en 23 oktober en op 15 november. een ticket kost 1,25 euro. Meer op www.caracascom.com.