In beweging
”De voorbije weken ontvingen we nogal wat lezersbrieven die het verwateren van het christelijke karakter bij de Chiro bekritiseren. Het is inderdaad vreemd dat een jeugdbeweging die naar Christus genoemd is, zijn naam nauwelijks nog durft uit te spreken. De vraag is natuurlijk of dat aan de Chiroleden ligt of aan ons allen. We klagen zo gemakkelijk dat jongeren niet meer naar de kerk gaan, maar gaat de Kerk nog wel naar de jongeren?
Op het eerste gezicht wel. In de meeste parochies is er catechese ter voorbereiding van de eerste communie en het vormsel. Soms is er ook een jongerenwerking. Op het niveau van de bisdommen is er natuurlijk IJD, de jongerenpastoraal. Dat alles is nuttig en nodig. Of het volstaat, is een andere kwestie.
Doorgaans komt de realiteit erop neer dat we jongeren vrij goed bereiken zolang ze op de lagere school zitten, maar kwijtraken zodra ze naar de middelbare school trekken en in hun puberteit belanden. Dat is niet zo vreemd. Kleinere kinderen kijken op naar gezagsfiguren zoals ouders, leerkrachten en catechisten. Pubers willen zich echter van dat gezag bevrijden en hun eigen weg gaan. Daarom is het veel moeilijker om met een vijftienjarige over het geloof te praten dan met een elfjarige.
Naar wie luisteren pubers dan wel? Naar elkaar. Naar leeftijd- en groepsgenoten. Wie jongeren over het geloof wil laten praten, moet dat via jongeren doen. Daarom kunnen jonge gelovigen ervan genieten om met elkaar op te trekken. Ze zijn onder gelijken en kunnen zichzelf zijn. De Wereldjongerendagen zijn daarvan een treffend voorbeeld. Jongeren willen geen buitenbeentje zijn, ze willen bij hun groep horen.
Wil de Kerk opnieuw aansluiting vinden bij jongeren, dan moet ze hen eerst kennen en begrijpen. Daar wringt de schoen. We zijn de mentaliteit van de missionarissen kwijtgespeeld. Toen die naar verre [node:field_streamers:0] einders trokken, gingen ze daar niet zitten wachten tot de mensen naar hen kwamen. Ze leerden eerst zelf de taal van de plaatselijke bevolkingsgroepen en integreerden zich in hun cultuur. Op die manier kregen ze de kans het geloof te verkondigen. Moeten wij ons als kerkgemeenschap ook niet eerst verdiepen in de taal en de cultuur van jongeren, vóór we iets van hen kunnen verwachten?
De jongerenenquête die de bisschoppen en sommige jeugdbewegingen de voorbije maanden uitvoerden (zie ons Dossier op bladzijde 10 en 11) kan een eerste aanzet zijn, maar is beslist niet voldoende. We hebben nood aan meer knowhow over jongeren, aan een doordacht strategisch plan, aan voldoende mensen en middelen.
De noden zijn immers groot. Veel jongeren lopen verloren in de samenleving, missen een hoger doel in hun bestaan. Hoe is het toch mogelijk dat er jonge mensen zijn die op school afhaken, die geen toekomst zien, die zichzelf verminken of depressief worden, die in extreme gevallen zichzelf van het leven beroven? Dat is gelukkig slechts een minderheid, maar ook de meerderheid worstelt met een rusteloze zoektocht naar de diepere zin van het leven.
Tegelijk zijn er ook kansen voor de Kerk. De huidige jongeren behoren tot een generatie die niet opgroeide met een aversie tegen een te machtige of verstikkende Kerk, een vaak gehoord (cliché)beeld bij oudere generaties. Veel jongeren zijn niet voor of tegen de Kerk of het christelijke geloof, ze zijn veeleer onwetend. Precies daardoor zijn ze ook aanspreekbaar.
Wachten tot jongeren naar de Kerk komen, is een foute houding. Het omgekeerde moet gebeuren. We moeten als Kerk systematisch aanwezig zijn op plekken waar jongeren komen, online en in de echte wereld, met een taal die voor hen van betekenis is. Dat zal grote inspanningen vergen, maar het is noodzakelijk voor de toekomst.”