Bruyère over Pius XII-archief: van de ene verrassing in de andere
De archieven van Pius XII zijn niet alleen ontzettend belangrijk voor de studie naar de houding van die ‘oorlogspaus’ tegenover de Jodenvervolging door de nazi’s, maar vormen ook een goudmijn voor de geschiedenis van ons land tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Onderzoekster Élisabeth Bruyère (KADOC, Leuven) doorploegt de vele Vaticaanse documenten op zoek naar waardevolle informatie over gebeurtenissen en personen uit ons land. Dat leidt voortdurend tot merkwaardige ontdekkingen.
Kardinaal Van Roey
De hoeveelheid documenten is fenomenaal en België is dan nog een kleine natie. Wat een schat aan informatie bevindt er zich in de Vaticaanse archieven, legt Élizabeth Bruyère uit. Het Vaticaan heeft netwerken over de hele wereld. Daardoor zijn ze over bijna alles op de hoogte. Bijgevolg stoot ik er op een goudmijn aan informatie over onze politici, over de maatschappelijke en religieuze situatie in België, over de bezetting, de collaboratie en het verzet, over het communisme, over de koningskwestie en de schoolstrijd, over bisschopsbenoemingen, over de kajotters, over de kolonisatie … En dan spreek ik nog niet over individuen: info over clerici, bisschoppen, het koningshuis, bepaalde families, vervolgt de onderzoekster. Een cruciale figuur in die oorlogstijd is aartsbisschop Jozef Ernest Van Roey (1874-1961). Ik krijg een heel ander beeld van hem te zien in de Vaticaanse archieven dan het gebruikelijke in onze geschiedschrijving.
Ik begrijp dat klassieke beeld van kardinaal Van Roey zelfs niet goed als ik de bronnen in Rome lees.
Doorgaans wordt hij omschreven als iemand die zich makkelijk aanpaste aan het nieuwe regime, bijna als een toegeeflijk iemand. Natuurlijk poogde hij de belangen van de kerk te verdedigen, maar dat beeld van een meegaande man is zeker verkeerd. Verder onderzoek zal uitwijzen of dat beeld moet worden bijgesteld.
Oostfronters
Bruyère geeft als voorbeeld een brief die ze vond van Van Roey aan staatssecretaris Luigi Maglione (1877-1944), waarin het gaat over de Oostfronters. Iemand had bij de aartsbisschop geklaagd dat zij geen geestelijke begeleiding genoten aan het front. Van Roey vond dat verzoek om aalmoezeniers onbegrijpelijk. Hij legde aan de staatssecretaris uit wat Oostfronters zijn en vond het onzinnig hen spiritueel bij te staan, want in zijn ogen waren het verraders. Die moest je niet steunen. Hij schreef: ‘Zij hebben het Duitse uniform aangetrokken en vechten voor Duitsland, terwijl die mogendheid België onrechtmatig is binnengevallen, terwijl die het Belgische volk onderdrukt, slecht behandelt en foltert door het aan een onmenselijk en barbaars regime te onderwerpen’. Volgens de Duitse propaganda strijden ze tegen het bolsjewiekse gevaar en om de Europese beschaving te redden, vervolgde hij, maar hij zag andere gevaren: de Duitsers en wie met hen collaboreert, vormen ‘een rechtstreekse bedreiging voor ons vaderland, de katholieke kerk en de gehele menselijke beschaving’.
De ‘gezonde’ Belgische bevolking zou niet begrijpen dat wij hen steunen, concludeerde kardinlaal Van Roey. Zo’n brief ontdekken, is voor mij een aha-erlebnis.
Trots op bisschoppen
Welke houding nam het Belgische episcopaat tijdens WO II aan? De bevolking was duidelijk trots op de houding van de geestelijkheid tijdens de oorlog. Zo was er na de oorlog een affiche van de katholieke jeugd om de bisschoppen te bedanken voor hun ‘vaste leiding’ in de oorlog. Slechts enkele clerici collaboreerden. De meerderheid deed gewoon haar job en stond de mensen in nood bij. Al vroeg tijdens de bezetting beseften de Belgische geestelijken dat ze weinig speelruimte hadden. De Kerk werd voortdurend aangevallen. Rechtstreeks in het verzet gaan, was zowat uitgesloten. De enige optie was in het geheim actie ondernemen. Zo bestond er een netwerk van clerici die poogden joden te helpen. De Luikse bisschop Lodewijk Jozef Kerkhofs was daarbij betrokken en in de archieven ontdekte ik ondertussen dat ook Brugs bisschop Henricus Lamiroy in 1939 probeerde visa voor Brazilië te regelen voor een familie van joodse origine. Voor de invasie was de nuntius eveneens druk in de weer met het verkrijgen van visa. Mogelijk vinden we over zulke reddingsacties voor Belgische joden meer in de Ebrei files, zegt de projectmedewerker van KADOC.
Eigenlijk brengt mijn archiefwerk me van de ene verrassing naar de andere. Élizabeth Bruyère
Lees meer over het onderzoeksproject van Élisabeth Bruyère.
Voor een gratis proefnummer van of een abonnement op Tertio.