Corona een straf van God? Imam, priester en zenleraar reageren
‘Nederigheid is op zijn plaats, of je nu gelovig bent of niet’
Brahim Bouzarif, imam en oprichter Expertise- en Onderzoekscentrum Islam in Vlaanderen (CIRRA) • Binnen bepaalde religieuze kringen horen we dat het coronavirus een straf van God is, voor het ongeloof op aarde en de hoogmoed van mensen. Die verklaarden God dood en verhieven zichzelf tot meester.
In de Koran staat: Uit haar (aarde) hebben Wij jullie geschapen en daarin zullen Wij jullie doen terugkeren, en daaruit zullen Wij jullie opnieuw voortbrengen. (Koran-20:55) De symbiose - afhankelijkheid zelfs - van mens en natuur zijn een constante herinnering aan de nederigheid die de mens ten aanzien van de natuur moet hebben. Een voorbeeld kan het misschien duidelijk maken.
Als iemand sterft bij een auto-ongeluk, is dat geen straf van God. Evenmin van de autobouwer.
Wel van de chauffeur die misschien niet goed omging met zijn vrijheid om in volle verantwoordelijkheid te zorgen voor de omgeving en de mensen die op zijn pad passeren. Het woord volle verantwoordelijkheid is hier van belang. In het verhaal van de verboden vrucht wordt de mens aangesteld als behoeder of beheerder van de natuur, maar niet tot alleenheerser. En dat nadat hij een belangrijke les leerde: je mag niet overal aankomen. Ken je grenzen!
De coronacrisis toont dat er een evenwicht verstoord is geraakt. Dan is het aan de mens om de oorzaken op te sporen en dat evenwicht te herstellen. Je hoeft dan geen beschuldigende vinger uit te halen. Pas de guillotine van Hume toe: de wereld van feiten scheiden van de wereld van waarden. De feiten laten we over aan wetenschappers en experts. Laat me wat de waarden betreft, soerat Arrahman citeren:
‘Houd de weegschaal in evenwicht met rechtvaardigheid, en breng geen afwijkingen in het evenwicht’ Soerat Arrahman
Vanuit mijn islamitische levensbeschouwing besluit ik dus dat we het als mens op ethisch vlak anders moeten aanpakken om het evenwicht te bewaren. En laten we ondertussen luisteren naar de adviezen van wetenschappers.
‘God zal onze plaats niet innemen’
Charles Delhez, jezuïet en hoofdredacteur Dimanche, schrijft het volgende in een column in La Libre • In christelijke kringen circuleert de idee dat God het universum zo ontwierp dat het de mens de kans geeft om edelmoedigheid en solidariteit te beoefenen en om Hem te herkennen in het gelaat van zwakkeren. Maar hoe moeten we die intentie dan begrijpen?
Ik vind deze gedachte heel dubbel. God verschijnt dan als een sadist. Psychologisch gezien ligt aan de basis van deze zienswijze een doloristische mentaliteit [die lijden verheerlijkt]. Vergeet het gebed van Christus in de tuin van Olijven niet: Abba, Vader, voor U is alles mogelijk, laat deze beker aan mij voorbijgaan. Maar niet wat ik wil, maar wat U wilt. (Marcus 14,36) Die goddelijke wil was niet dat Christus zou lijden, maar dat Hij tot het uiterste zou gaan van zijn missie van liefde.
De christelijke visie op lijden ligt in het geloof dat God zelf dit lijden deelt, dat Hij eraan lijdt, en vooral dat je altijd kan blijven liefhebben, zelfs in extreme situaties.
Dus, ja, de beproeving die we vandaag meemaken is een kans om lief te hebben, maar niet omdat God ze gecreëerd heeft. Hij heeft wel andere dingen te doen! Wat Hij wel gecreëerd heeft, is een menselijk wezen dat kan liefhebben, zelfs in het lijden. Ook dat is een kwestie van vrijheid. Een medejezuïet die ontsnapte aan Dachau - Jacques Sommet - kwam ertoe te schrijven: Vrijheid is: de roep van de ander te kunnen horen. En dat is zelfs mogelijk in Dachau.
‘Deze crisis is een oproep tot besef’
Frank De Waele, boeddhistisch zenleraar • Bij deze vraag voel ik schroom en terughoudendheid. Een nieuwe, onbehandelbare ziekte woekert wereldwijd, miljoenen mensen zijn besmet en tienduizenden sterven. Noodgedwongen en in grote onzekerheid onderbreekt de samenleving zichzelf. Verdriet, onmacht, eenzaamheid en lijden komen heel dichtbij. Ik besef dat ik niet weet wat de betekenis daarvan zou kunnen zijn.
Niets blijft, alles verandert. Er is tegenslag, rampspoed, ziekte, ouderdom en dood. Het is precies de ontmoeting met die veranderlijkheid die de jonge Siddhartha, de latere Boeddha, verbijstert en hem ertoe aanzet om op zoek te gaan naar de bevrijding uit het lijden.
In de nacht van zijn ontwaken realiseert hij zich dat vergankelijkheid eigen is aan het leven en kan hij uiteindelijk zijn bestaan als eindig aanvaarden. Wanneer hij zijn eigen grondeloosheid omarmt, ervaart hij paradoxaal genoeg zijn diepste zijnsgrond. ‘Ik onderricht het lijden en de opheffing van lijden’ verkondigt hij. Hij beseft dat lijden in wezen een menselijke ervaring van afgescheidenheid is. Een minder ‘ikkige’ relatie tot mensen en dingen, een meer vloeibare verhouding met de werkelijkheid brengt vrijheid, zingeving en verbondenheid.
De hele boeddhistische praktijk is erop gericht dit inzicht van zelfloosheid en vertrouwen verder te verdiepen.
Helder gewaarzijn, verstilling, onderscheidingsvermogen, mededogen en gelijkmoedigheid kunnen ons helen tot waarachtige verbinding met onszelf, met de ander en met de wereld.
‘Niet-weten’ heeft in de zenboeddhistische spiritualiteit een bijzondere klank. De term gaat terug op de legendarische stichter van zen in China en betekent niet onwetendheid of het onvermogen om iets te begrijpen. ‘Niet-weten’ verwijst eerder naar de bereidheid om vaste ideeën over jezelf en over de werkelijkheid los te laten en om de veelvuldigheid en het geheimnisvolle van de wereld open tegemoet te treden.
Ik erken dat ik niet weet wat de coronacrisis betekent.
Merkwaardig genoeg brengt dit ‘niet-weten’ mij terug dichter bij mezelf, en daardoor in een meer doorvoelde relatie tot al diegenen die lijden aan de gevolgen van deze noodsituatie. Misschien ligt een mogelijke betekenis van deze ongeziene ziekte-uitbraak in het appel om ons diepgaand te bevragen hoe wij ons leven én ons samenleven van nu af aan willen vormgeven. Laten wij wakker blijven en onze onbevangenheid niet vergeten.
Na zijn ontwaken verlaat de Boeddha zijn eenzame meditatieplek en gaat terug naar de stad waar de mensen wonen. 45 jaar lang zal hij onderricht geven, rondtrekken, mensen bijstaan. Zo zal hij zelf zijn realisatie belichamen in zachtmoedigheid, liefdevol handelen, wijsheid en gedeelde vreugde. Hier ontvouwt zich, geloof ik, een andere betekenis in deze coronatijd.
Zoveel mensen zetten zich zomaar in voor anderen en dragen bij aan het welzijn van derden. Wij zijn getuige van een grote solidariteit, creativiteit en zorg voor duurzaamheid. Het ligt blijkbaar in onze aard om iets te willen doen voor anderen. Laten wij onze medemenselijkheid blijvend herinneren en ons bemoedigd weten.
De notie van een goddelijke schepper, die op een of ander manier deze wereld zou gewild hebben, of van een transcendent wezen, waarvan wij afhankelijk zijn voor onze vervulling, is vreemd aan het boeddhisme. Veronderstellen dat deze ongenode ziekte een bedoeling zou hebben, laat staan een straf zou zijn, heeft vanuit boeddhistisch standpunt geen enkele zin. Wel is het zinvol om het complexe weefsel van oorzaak en gevolg van deze crisis eerlijk te onderzoeken.
De globalisering en de voortschrijdende verstoring van het natuurlijk milieu veroorzaken mee het ontstaan en de verspreiding van dodelijke virussen, waarschuwen virologen al jaren. Een volledige uitvoering van onze Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen is daarom meer dan ooit aan de orde. Nu blijkt daarenboven hoe nodig wij onze sociale en democratische verworvenheden moeten beschermen tegen populistische en autoritaire tendensen. Laten wij ons meer en meer bewust zijn van de impact van ons handelen en zo betekenis geven aan deze crisis.
Ik groeide op in vredestijd in een land met ongekende welvaart en vrije toegang tot onderwijs, cultuur, betaalde arbeid en sociale voorzieningen. Juist in deze noodtoestand vandaag beschermen een hoogontwikkelde wetenschap en performante maatschappelijke structuren onze gezondheid en veiligheid. Ik behoor tot een geprivilegieerde generatie in een bevoorrecht deel van de wereld. Dit ongemakkelijke inzicht maakt mij nederig en zet mij aan tot dienstbaarheid.
Laten wij beseffen waartoe wij geroepen zijn.