Hoe een Duitse predikant zijn naam gaf aan de neanderthaler
Joachim Neander (1650-1680), een gereformeerde predikant uit Bremen, werd slechts dertig. Toen hij in de zeventiende eeuw wandelingen maakte in de vallei in de buurt van zijn werkplaats, vermoedde hij niet dat er een prehistorische mensensoort naar hem zouden worden vernoemd.
Neander was een telg uit een familie van geestelijken. Zijn grootvader, een muzikant, veranderde de oorspronkelijke familienaam ‘Neumann’ in de Grieks-Romaanse variant Neander, een modeverschijnsel van toen. Aanvankelijk was Joachim niet zo begaan met het geloof en lonkte zelfs het boevenpad, mede door de invloed van foute vrienden. Hij woonde een eucharistieviering bij met een schelmenstreek in gedachten, maar de woorden van de predikant maakten op hem een zodanig diepe indruk, dat hij voor het rechte pad koos en een levenslange vriendschap met die bewuste predikant onderhield.
Voor hij zelf geestelijke werd, gaf Neander les in Düsseldorf. Ook schreef hij prachtige lofdichten en hymnes. De vallei van de Düssel inspireerde hem zodanig dat hij er ontmoetingen en vieringen organiseerde. Ruim honderd jaar na zijn vroegtijdige dood werd de vallei dan ook naar hem vernoemd: het Neandertal.
Toen in 1856 het sensationele nieuws werd bekendgemaakt dat er resten van prehistorische mensensoorten waren gevonden in de Neandervallei, was Neanders naam grotendeels in de vergetelheid geraakt. ‘Homo neanderthalensis’ is echter de perfecte naam voor onze prehistorische voorouders, aangezien ‘Neumann’ – en dus ook ‘Neander’ zoveel betekent als ‘nieuwe man’.