Eindelijk weer een warm nest
Twintig procent minderjarige vluchtelingen opgevangen in pleegzorg
Het aantal minderjarige vluchtelingen dat verblijft in een pleeggezin verviervoudigde sinds 2015. Toen ging het om 130 jongeren, nu zijn het er liefst 522. Dat heeft alles te maken met de toevloed aan vluchtelingen in Europa in 2015. Toen kwamen ook heel wat zogenoemde niet-begeleide minderjarige vluchtelingen toe in Europa. „Op dat moment zetten we snel in op de opvang van die kwetsbare doelgroep met een proefproject in het aanbod van pleegzorg”, zegt Niels Heselmans van het agentschap Opgroeien. „Gelijktijdig kwam er een golf van solidariteit op gang. Veel gezinnen stelden zich kandidaat om een minderjarige vluchteling op te vangen.”
Vanzelfsprekend is dat allerminst. „Dat jongeren na een traumatische vlucht rust en stabiliteit in een gezin kunnen ervaren, is onbetaalbaar”, zegt Heselmans. „Tegelijk is het voor een gezin een heuse uitdaging om iemand met zo’n zware bagage te ondersteunen. Daarnaast zijn er vaak nog een taalbarrière en een cultuurverschil. Als gezin is het moeilijk vooraf in te schatten hoe alles zal verlopen, al geldt dat voor elk verhaal in de pleegzorg.”
Om kandidaat-pleeggezinnen klaar te stomen voor een nieuwe gast in huis, organiseerde Pleegzorg Vlaanderen informatiesessies en een specifiek vormingstraject. Intussen is dat afzonderlijke traject, met bijzondere aandacht voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen, geïntegreerd in de reguliere werking van de pleegzorg. „Of kinderen in België zijn geboren of elders, pleegzorg biedt warmte, zorg en liefde”, zegt Niels Heselmans. „Twintig procent van de niet-begeleide minderjarige vluchtelingen in België wordt opgevangen in de pleegzorg. Een succesverhaal dus, want de opvang van jonge vluchtelingen leidt tot veel hartverwarmende verhalen.”
Zo ook in het gezin Loyens in Bilzen. Toen een van de kleindochters van Josi en Bertho Loyens bevriend raakte met een klasgenoot, merkten ze dat hij geregeld niet werd opgehaald van school. „Hij kwam [node:field_streamers:0] alsmaar vaker bij ons over de vloer”, herinnert Josi Loyens zich. „De ouders hadden het moeilijk, dus hij trok een tijdje bij ons in. Toen zijn ouders verhuisden, verdween dat jongetje uit ons leven. We hadden het daar moeilijk mee, maar onze pleegzorgbegeleider wees ons erop dat er nog veel jonge vluchtelingen zijn die een thuis zoeken. Niet veel later werden we voorgesteld aan de vijftienjarige Manu, gevlucht uit Togo.”
Manu zocht dringend een pleeggezin en trok na een korte kennismaking in bij het gezin Loyens. „We konden het meteen goed met elkaar vinden, hoewel Manu in het begin op eieren liep”, zegt Josi Loyens. „Hij was extreem gedienstig, op het ongemakkelijke af. We waren amper klaar met eten, of hij begon al met afruimen, wat voor ons heus niet hoeft. Het was alsof hij bang was dat hij anders opnieuw zou moeten verhuizen. We bleven benadrukken dat hij zichzelf mocht zijn en zich mocht gedragen als elke tiener. Pas na drie jaar in ons gezin durft hij, op zijn achttiende, in discussie te gaan.”
Later overhaalde de pleegzorgbegeleider het gezin van Josi Loyens nog een jonge vluchteling in huis te nemen. Mo, een Afghaanse jongen van veertien. „Met hem verliep het aanvankelijk stroever”, zegt Loyens. „Moeders worden in zijn cultuur respectvol behandeld, maar ik ben zijn moeder niet. Hij voelde zich niet op zijn gemak bij ons en dreigde weg te lopen. ‘Dan kom ik je zoeken’, zei ik. Daar schrok hij van. Het was voor hem het teken dat we van hem houden. Sindsdien maakt hij deel uit van het gezin en gaat het prima op school en bij de voetbalclub.”
Voorlopig blijven Manu en Mo nog bij hun pleeggezin, maar in veel gevallen houdt het traject op wanneer de jongeren zelfstandig gaan wonen of met hun familie worden herenigd. „Het is duidelijk dat de stap om met jeugdhulp pleeggezinnen en jonge vluchtelingen te ondersteunen, een enorme meerwaarde is. Daarin blijven we investeren”, zegt Niels Heselmans tot besluit.