Heilig Land - Liefde in tijden van bezetting
Auteur: Servaas Lateur
Jeruzalem, donderdag 1 oktober. Een groep quakers maakt met een hemels gezang dankbaar gebruik van de akoestiek van de Sint-Annakerk in de Oude Stad. Toch geeft het een dubbel gevoel hier te kunnen bidden. Aan de Leeuwenpoort vlakbij staan moslims vruchteloos te wachten tot soldaten hen toelaten tot Haram Al-Sharif. Uit veiligheidsoverwegingen naar aanleiding van het Loofhuttenfeest komen mannen jonger dan 50 er niet door. Als reactie op de spanningen hier worden in Nablus twee joodse kolonisten vermoord. Settlers vallen op hun beurt Palestijnen aan.
2 dagen later zit ik ’s avonds te lezen op het terras van het huis in de moslimwijk waar ik verblijf, als vlakbij plots een geweersalvo klinkt. In Al-Wad Street heeft een jonge Palestijn een joods-orthodoxe familie aangevallen. Met het wapen dat hij hen afhandig maakte, bracht hij 2 van hen om het leven, 2 anderen raakten gewond. Niet veel later volgt nog een schot: veiligheidsdiensten schieten hem op zijn beurt dood.
Ambulances scheren door de Via Dolorosa, mijn buurjongens worden door opgehitste soldaten en passant onder vuur genomen met rubberkogels.
Liever muziek dan stenen
Ik ben enigszins opgelucht dat ik de volgende dag naar de West Bank trek. Aida Camp bij Bethlehem, maandag 5 oktober. 4700 vluchtelingen leven hier op een gebied van minder dan 1 km2, 43 procent van hen is werkloos. Elektriciteit is er regelmatig niet en het leger vergiftigt om de zoveel tijd het water in de tanks. Aan drie kanten is dit kamp omringd door de apartheidsmuur. Erachter ligt het graf van Rachel, waar enkel joden of christenen met een keppeltje mogen komen. ’s Nachts vallen soldaten regelmatig het kamp binnen voor vaak ongegronde arrestaties. Van terreur gesproken...
Vanaf het balkon van Lajee Center kijk ik naar jongens die stenen gooien naar de soldaten bij de muur wat verderop. Geen van hen heeft de kracht om nog maar halfweg te geraken.
Dit is niet meer dan een spelende manier om de frustratie over hun situatie van zich af te gooien. Maar hoeveel begrip ik ook kan opbrengen voor die symbolische steen, het wringt. Ik hou meer van het verhaal van een muzikant uit Deheisheh die voor de neus van soldaten viool ging spelen.
Als ik rond de middag Lajee buitenkom, wordt de eerste traangasgranaat naar de kinderen afgevuurd. Soldaten zoeken gewoon een aanleiding, deze speelvogels zijn voldoende. Op de plek waar ik pas nog stond, wordt een uur later de 13-jarige Abed doodgeschoten. Hij kwam net van school en keek met z’n vrienden naar de stenengooiende jongens.
Op donderdag ben ik opnieuw in Aida. In een lokaal van de VN-school geeft de artistiek leidster van Sounds of Palestine celloles aan 6 kinderen die hier wonen.
Straks komen alle leerlingen samen voor de orkestrepetitie. Het instrument hanteren mag voor sommigen dan wel nog niet evident zijn, veel belangrijker is dat ze welkom zijn, leren samenwerken, steun en structuur aangereikt krijgen. De 7-jarige Iman (schuilnaam) huilt onophoudelijk. Demonstraties, is het enige antwoord dat ze kan geven op de vraag wat er scheelt. De bezetting, de protesten, de dood van Abed: net als alle kinderen hier krijgt ze heel wat te verduren.
Iman gaat uiteindelijk naast de leerkracht zitten en met tranen in de ogen begint ze cello te spelen. Het duurt geen minuut voor een glimlach op haar gezicht verschijnt.
Objectieve berichtgeving?
Zo vaak al werd bericht over een heropflakkering van geweld en tracht men vervolgens de situatie objectief te schetsen door de twee kampen gelijkwaardig te behandelen. Daarmee wordt telkens voorbijgegaan aan de agressie van een volgens internationaal recht volkomen illegale bezettings- en kolonisatiepolitiek. Toch wordt dat beleid als recht op zelfverdediging omschreven. Tussen 1 oktober en 4 november vielen er 72 Palestijnse en 9 Israëlische doden. Dat maakt voldoende duidelijk hoe de machtsverhoudingen hier liggen: geen twee gelijke strijdende partijen, maar een verhaal van David en Goliath.
Over dat onevenwicht toch evenwichtig schrijven, is het bezettingsgeweld negeren en zelfs goedpraten.
Bidden in bezet land
Liefde vinden in tijden van bezetting is geen evidentie. Zeker niet op een grond die zo heilig is.
Eerlijk, toen ik in de Heilig-Grafkerk en Geboortekerk kwam, kon ik na een gebed op een rustiger plek dan aan het graf of de kribbe niet snel genoeg naar buiten.
De horden pelgrims daar stonden in schril contrast met hun oorverdovende afwezigheid op de plekken waar onderdrukking troef is. Wat stelt nederigheid op heilige plaatsen voor als we die tegelijk niet kunnen opbrengen voor hen die lijden, door hen onder ogen te komen en — al was het maar even — dat lijden met hen te delen? Ja, God leek voor mij vaak ver weg tijdens deze reis. Maar in Imans glimlach, en die van vele anderen die in deze situatie toch steeds vreugde weten te vinden, daar was Hij zo tastbaar dichtbij.
Auteur: Servaas Lateur