Kerstzinnen
In de donkerste tijd van het jaar zijn de oude, vertrouwde kerstzinnen nooit ver weg. Als we het hebben over asielzoekers of over baby’s zonder opvangplaats in de crèche, moeten we ons inhouden om niet ‘er was voor hen geen plaats in de herberg’ te citeren.
Elk jaar is die zin opnieuw pijnlijk actueel.
We zoeken onze bestemming, ‘we zien een groot licht’ en vinden wat we zoeken ‘waar de ster bleef stilstaan’. Om snoodaards op het verkeerde spoor te zetten gaan we ‘langs een andere weg naar huis.’
Bij de hevige kou ‘wikkelen we onszelf en onze naasten in doeken’ en wensen ‘vrede aan alle mensen van goede wil’.
En als we aarzelen zijn om een goede, noodzakelijke stap te zetten, krijgen we te horen ‘wees niet bang’.
Wie kent deze woorden nog?
Wie gebruikt ze nog?
Wie begrijpt nog waar ze vandaan komen?
Met het korten van de dagen komt er haast vanzelf een gedragenheid over ons, een laag vol oude, gekoesterde tradities. Los van de kerststal en de liedjes, stappen we langzaam maar zeker mee in het spoor van tweeduizend jaar Jezuszoekers voor ons.
We breken zoals elk jaar ons hoofd over het wonder van een God die helemaal bij ons wou zijn en daarom mens werd tussen de mensen. Die begon als baby en niet bang was om ons leven te delen – met zijn ups en downs, zijn glinsterende en zijn schamele kanten.
Alleen zo kon hij ons helemaal meetrekken in zijn droom van een hemel op aarde.
Wij bewaren zoals elk jaar alles wat we horen in ons hart. In de hoop dat we er weer een jaar of langer op kunnen teren.