Kan je een kind leren een ‘goed mens’ te worden?
Kunnen ouders hun kinderen op weg zetten om een goed mens te zijn? De universiteit van Harvard zoekt het uit in het project Making Caring Common. Wij gaan alvast op verkenning met pedagoog Hans Van Crombrugge, sinds december voorzitter van de Interdiocesane Dienst voor Gezinspastoraal (IDGP), en met Marilse Eerkens, psychologe en auteur van Als ze maar gelukkig worden.
– Allereerst: hoe omschrijf je ‘een goed mens’?
Marilse Eerkens • In mijn boek schoof ik een lijst van vijf opvoeddoelen naar voor, die overeenkomsten vertoont met de uitgebreide lijst die de Wereldgezondheidsorganisatie in 1999 opstelde. Een sterk empathisch vermogen, het vermogen om kritisch en zelfstandig na te denken, maatschappelijke betrokkenheid en kennis van de democratie, veerkracht en het vermogen om creatief te denken en te handelen: die eigenschappen maken dat iemand zich kan ontwikkelen, het maatschappelijk belang kan dienen en vreedzaam samenleeft in een steeds complexere wereld.
Hans Van Crombrugge • Voor mij zoekt een goed mens naar verbinding tussen zichzelf en de wereld, tussen zijn talenten en de noden in de omgeving. [node:field_streamers:0] Het is iemand die een roeping kan ervaren, iemand die vindt hoe hij iets kan bijdragen, maar die even goed zijn verlangens en kwetsbaarheden kan verbinden met wat de samenleving biedt.
Marilse Eerkens • Empathie is voor mij essentieel, omdat elk moreel handelen begint bij je kunnen inleven in de ander. Je kan empathie zien als een spier, die je kan trainen. Dat klinkt zwaar, maar je doet het al als je je kinderen voorleest of samen een film bekijkt. Alles wat de verbeelding aanspreekt, stimuleert ook het empathisch vermogen.
– Wat voor mensen onze kinderen worden: in welke mate hebben we dat in de hand?
Hans Van Crombrugge • Opvoeding maakt verschil, maar ik zou niet zeggen dat ouders van kinderen goede mensen maken. Ik geloof liever dat een [node:field_streamers:1] kind goed is, of beter gezegd, aanspreekbaar op het goede, en dat je die aanspreekbaarheid kan cultiveren.
Marilse Eerkens • Sommigen zeggen dat je niet in de hand hebt wat voor mensen je kinderen worden, dat elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, maar je hebt als ouder best wat invloed. Het begint al bij de gehechtheidsrelatie met de ouder, die een blauwdruk vormt van wat een kind later onder een relatie verstaat. De morele ontwikkeling begint niet pas wanneer een kind kan redeneren, maar bij het prille begin. Hoe ouders reageren op de signalen van een baby, bepaalt hoe die later met stressvolle prikkels omgaat.
Hans Van Crombrugge • Over die hechting nam het wetenschappelijk inzicht de laatste decennia sterk toe, maar de intuïtie was er altijd [node:field_streamers:2] al. Friedrich Fröbel, oprichter van de eerste kleuterschool, schreef begin negentiende eeuw al dat opvoeding al tijdens de zwangerschap begint.
– Moeten ouders nadenken over wat ze met hun opvoeding beogen?
Marilse Eerkens • Mijn oudste was vijftien en ik was bezig aan een reportage over opvoeding toen ik zelf de vraag kreeg wat de bedoeling van mijn opvoeding was. Ik had geen idee. We hebben een te schraal beeld van opvoeding, alsof die geslaagd is als er maar geen problemen opduiken en als de kinderen uiteindelijk op eigen benen kunnen staan. Het zou mooi zijn als opvoeding ook een positieve doelstelling heeft.
Hans Van Crombrugge • „Volg je gevoel”, hoor je soms, maar wat wil dat zeggen? Ik denk dat het goed is dat je bezonnen opvoedt, en dan bedoel ik evenzeer: bewust van het feit dat je eigenlijk niet weet wat opvoeden inhoudt. Mensen zijn zelden slecht, maar wel vaak onbezonnen. Ik denk niet dat ouders geïnformeerd moeten worden of getraind om problemen te detecteren. Daar is de opvoedingsondersteuning vandaag in hoofdzaak mee bezig, maar ik pleit eerder voor iets in de trant van de Family Enrichmentgroepen die vroeger bestonden, waarin ouders samen nadachten over hun opvoeding.
Marilse Eerkens • Zodra je zelf duidelijk ziet wat belangrijk voor je is, is het ook gemakkelijker om consequent te zijn.
– Heeft de opvoeding vandaag voor velen andere prioriteiten dan het goede in hun kinderen stimuleren?
Marilse Eerkens • In onze prestatiemaatschappij is het verleidelijk om je vooral te richten op wat meetbaar is. We zijn in concurrentie met elkaar en dat maakt dat we willen bewijzen dat we beter zijn. Vanzelf gaat er minder aandacht naar wat niet meetbaar is. We zijn veel te veel bezig met ons curriculum vitae en te weinig met wat de samenleving nodig heeft.
Hans Van Crombrugge • Ik denk echter niet dat veel mensen in hun opvoeding louter met, pakweg, het materiële bezig zijn of louter met het feit dat hun kind iets moet verwezenlijken dat hen zelf niet lukte. Wel vind ik het maar niets als een Europees rapport de titel Investing in children krijgt, alsof kinderen vooral iets moeten opbrengen. Opvoeden is geen kwestie van wetenschap, maar van geloof. Hoewel je niet weet wat je te wachten staat, vertrouw je dat het goedkomt, zonder dat je er een reden voor kan geven.
– Moeten ouders vooral zelf goede mensen zijn?
Hans Van Crombrugge • Je moet vooral geloofwaardig zijn. Wat je van je kinderen verwacht, moet je ook van jezelf verwachten. Bovendien vinden veel ouders nu, anders dan vroeger, dat je kinderen moet uitleggen waarom ze iets moeten. Ze hebben recht op een ander antwoord dan ‘daarom’. De huidige generatie ouders heeft ook geleerd dat je gezag kan ontlenen aan je kwetsbaar opstellen, aan durven zeggen dat je het niet weet. De generatie van mijn ouders zei dat niet snel, maar kinderen hadden het wel door en ouders verloren hun geloofwaardigheid. Beter ga je samen op zoek naar een antwoord.
Marilse Eerkens • Voorbeeldgedrag is belangrijk. Als je je kind vraagt om aardig te zijn, maar zelf niemand groet op straat of zit te vloeken achter het stuur, dan zal je vraag weinig effect hebben. Je moet geen heilige zijn, zolang je er maar eerlijk en open over bent wanneer je eigen gedrag niet wenselijk is.
Hans Van Crombrugge • Geloofwaardigheid gaat ook niet samen met de bewering dat alles relatief is, dat elke keuze die een kind kan maken, even goed is. Je kan niet zeggen dat het je koud laat dat je kinderen dat wat jij zinvol of waardevol vindt, niet als dusdanig ervaren. Het kan je verdriet doen dat je kinderen, bijvoorbeeld, niet voor het huwelijk kiezen, en tegelijk kan je ruimte laten voor andere overtuigingen en ruimte om zelf te veranderen. Zo leef je een samenleven in verbinding voor.
Meer over het project van Harvard vind je op https://mcc.gse.harvard.edu