Kun je aan mij zien dat ik christen ben? - Kolet Janssen [column]
Regelmatig klinkt er een oproep: ‘Laat zien dat je christen bent! Zorg dat de mensen dat aan je kunnen zien!’ De paus en andere belangrijke mensen in onze Kerk roepen ons op om blije mensen te zijn, waar de christelijke vreugde zo sterk van afstraalt, dat het aanstekelijk werkt.
Ik word altijd een beetje onzeker van zo’n uitnodiging. Kun je aan mij zien dat ik christen ben? En wil ik dat zelfs?
Christenen zijn geen betere of slechtere mensen dan anderen. Ze doen – zoals de meeste mensen – elke dag opnieuw hun best om er iets moois van te maken. Dat lukt niet altijd even goed, maar er komt altijd weer een nieuwe dag. Ze vinden hun inspiratie bij Jezus, zoals andere mensen dat elders vinden. Dat hoeven ze er niet telkens bij te vermelden. Het zou ook niet op prijs gesteld worden.
Samen met andere mensen van goede wil zetten katholieke christenen zich in voor grote en kleine goede doelen. Ze leven zelden helemaal volgens de regels van de Kerk, al proberen ze de tien geboden meestal wel ter harte te nemen.
Het pausbezoek was fijn om katholieken te laten ervaren dat ze niet alleen zijn, dat ze horen bij een heleboel anderen van alle leeftijden en achtergronden.
Het is waar dat ik me in een groep christenen vaak thuis voel, omdat ze meer dan gemiddeld warm en verwelkomend zijn. Omdat ze als een stuk familie aanvoelen. Maar er zijn ook andere warme groepen met een andere insteek.
Het pausbezoek was fijn om katholieken te laten ervaren dat ze niet alleen zijn, dat ze horen bij een heleboel anderen van alle leeftijden en achtergronden. Het is fijn om ons te laten zien aan de rest van de samenleving. Zoals de Gay Pride dat doet voor LGTBQ+ers en de 1 mei-optochten voor de socialisten. Maar in het leven van elke dag werken we altijd samen met mensen van uiteenlopende overtuigingen.
We hoeven ons geloof niet weg te stoppen. Maar we moeten er ook niet iedereen te pas en te onpas mee om de oren slaan. Denk ik. Of zie ik dat verkeerd?