Het laatste bezoek [column]
Het zal wel bij onze leeftijdsfase horen dat we af en toe vrienden verliezen. Soms komt de dood heel plots. Soms krijgen we de tijd voor een laatste bezoek.
Zo’n bezoek is heel speciaal en tegelijk doodgewoon. We stappen een beetje onwennig binnen. De ziekte heeft bij onze vriend zijn sporen nagelaten, maar zodra hij begint te praten, klinkt hij weer als vanouds. Al gauw gaat het over de dingen waarover we het altijd hadden. We wisselen ervaringen en meningen uit. We luisteren naar zijn overwegingen en voorzichtige conclusies. We kijken terug op een goedgevuld leven.
Af en toe sijpelt zijn ziekte en nabije einde door in onze gesprekken.
Hij vertelt over een behandeling of een vervelend bijverschijnsel. Hij geeft ons een paar boeken die voor hem betekenisvol waren en die we zullen koesteren. Hij heeft ze vaak in handen gehad en nu laat hij ze overgaan in onze handen. Ook over de dood heen zullen we elkaar zo de hand reiken.
Hij vertelt over een project dat hij nog wil afronden en waarmee anderen hem helpen: de psalmen toegankelijk maken voor iedereen. Hij is er al heel lang mee bezig. Wij zijn blij en kijken uit naar de publicatie.
We hebben het ook over het levenseinde en hoe je dat zo goed mogelijk kunt beleven.
Voorzichtig wisselen we uit: wij met onze broze bedenksels, hij met zijn voortschrijdend inzicht als ervaringsdeskundige. Er is veel openheid en zachtheid in ons gesprek.
Zijn dochter brengt als een engel thee en warmte. Ze heeft zorg en aandacht voor haar vader in de vorm van een korte vraag, een aanvullende gedachte, het aanreiken van een bril of een boterham met kaas. Voor haar wordt het verlies scherp en zij maakt heel bewust ruimte voor de tijd van afscheid.
Wij zijn niet meer dan voorbijgangers in elkaars leven. Met een aantal heel goede contacten op belangrijke momenten. We hebben elkaar geraakt en dat doen we nu ook weer even. Dan laten we elkaar los. Waar onze vriend heengaat, kunnen wij nog niet komen.
We omhelzen elkaar steviger dan anders als we weggaan. Geen ‘tot ziens’ maar een ‘stel het zo goed mogelijk’. Ik klem me vast aan de boeken die we meekregen.
Bij het naar huis rijden, bedenken we dat we een aantal dingen zijn vergeten te vragen. In welke van de vele activiteiten die onze vriend in zijn leven beoefende, vond hij de grootste voldoening? En hoe denkt hij over wat er na de dood komt? We weten het niet.
Veel van wat een mens beroert, blijft ook voor zijn vrienden een geheim.
Gelukkig zullen we onze vriend nog tegenkomen in zijn psalmhertalingen. Misschien leren we hem dan nog beter kennen dan ooit. En in ons hart nemen we hem mee bij alles wat we doen en denken.