Onderwijsvrijheid
De bisschoppen van België koesteren traditioneel een goede verstandhouding met de Belgische overheden. Ze verkiezen een constructief gesprek achter de schermen boven een striemend perscommuniqué. Op die manier verzekeren ze een gezonde relatie tussen Kerk en Staat, zonder de scheiding van beide in het gedrang te brengen. Wanneer een bisschop dan toch oordeelt dat het nodig is klare taal te spreken op het publieke forum, mogen we ervan uitgaan dat daar goede redenen toe zijn.
Daarom was het interview van bisschop Johan Bonny in De Standaard (20 februari), over de nieuwe eindtermen in het secundair onderwijs, zo opmerkelijk. Hij is niet enkel bisschop van Antwerpen, maar ook referent voor onderwijs in de Belgische bisschoppenconferentie, voorzitter van de raad van bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en raadgevend lid van de raad van bestuur van de KU Leuven. We mogen dus stellen dat de bisschop beslagen op het ijs komt. Hij kiest in zijn communicatie de juiste toon: hoffelijk, maar vastberaden.
Waarover gaat het? Het Vlaams Parlement keurde, op voorstel van de Vlaamse Regering, de nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs goed. Die eindtermen bepalen de kennis en vaardigheden waarover een leerling aan het eind van een opleiding minimaal moet beschikken. Katholiek Onderwijs Vlaanderen is van oordeel dat er te veel en te gedetailleerde eindtermen werden vastgelegd. Daardoor zullen vrije scholen nauwelijks of geen ruimte meer hebben voor hun eigen pedagogisch project. Als leerkrachten alle beschikbare lessen nodig hebben om de eindtermen te halen, blijven er geen lessen meer over om de eigen doelstellingen van het katholieke onderwijs na te streven. Daardoor komt de vrijheid van onderwijs in het gedrang. Als alle scholen hetzelfde zijn, is er immers geen echt vrije keuze meer.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen waarschuwde [node:field_streamers:0] herhaaldelijk voor dat probleem, maar zowel minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) als het Vlaams Parlement keurde de nieuwe eindtermen toch goed. Daarom vecht de katholieke onderwijskoepel nu de eindtermen aan bij het Grondwettelijk Hof, met de steun van een honderdtal schoolbesturen en van hun voorzitter, bisschop Johan Bonny.
Minister Weyts wil met de eindtermen de kwaliteit van het onderwijs opkrikken. Dat is uiteraard een nobele doelstelling, die als dusdanig niet ter discussie staat. De Vlaamse scholen staan nog steeds hoog aangeschreven, maar zakken jaar na jaar in de internationale rankings. De vraag is echter of de remedie hier niet erger is dan de kwaal. Goede intenties volstaan niet voor een goed beleid.
In het verleden was het katholieke onderwijs altijd de gangmaker van kwaliteit. Hele generaties jongeren, vaak kinderen van laaggeschoolde ouders, kregen een hoogstaande opleiding en een sterke startpositie in het leven. Tegelijk kregen ze unieke waarden mee, een doortimmerde kijk op mens en samenleving, met wortels in tweeduizend jaar christendom. Bovendien kent het katholieke onderwijsveld een grote diversiteit aan scholen, die elk inspelen op de noden van hun kinderen. Die verschillen sterk van plaats tot plaats.
Dat alles vervang je niet door een systeem dat honderd procent door de overheid is uitgetekend. De overheid mag uiteraard doelstellingen bepalen, maar niet het hele traject inpalmen. Dat werkt verstikkend en is nefast voor het eindresultaat.
Laten we dus hopen dat het Grondwettelijk Hof de eindtermen terugstuurt naar de tekentafel. Bisschop Johan Bonny reikt alvast de hand aan beleidsmakers die bruggen willen bouwen in plaats van loopgraven te delven. Zullen politici bij een negatief oordeel van het hof bereid zijn die hand te aanvaarden en de vrijheid van onderwijs opnieuw op het hoogste schild te hijsen?