Een papa-plek - Christine Van Gerven [column]
Eind vorig jaar is mijn vader gestorven. Hij struikelde, viel en kreeg een hersenbloeding. Moeilijke maanden volgden: operaties, verblijf op intensieve zorg, sondes overal, verwarring. Hij wist niet meer wie hij was en waar.
Hij vertrok uiteindelijk, uitbehandeld, naar een woonzorgcentrum, waar hij zowaar wat zelfstandigheid terugwon. Zijn benen wilden weer beter mee, en zijn spraakvermogen kwam terug, al vertelde hij soms verhalen waar kop noch staart aan te krijgen was. We hoopten op meer.
En hij wérd af en toe helder. Misschien was dat nog erger, want dan was die lieve, belezen man boos en verdrietig. Zijn grootste verdriet was dat hij niet thuis kon zijn, bij mijn moeder. En dat hij niet goed kon bewegen, en dus niet veel te kiezen had.
‘Ze zetten je ergens en dan moet je maar blijven zitten, en wachten’, zei hij over de rolstoel waar hij in zat.
Op een maandagavond stierf hij, toch nog onverwacht. We waren verdrietig, maar ook opgelucht: voor hem waren het verdriet, de onrust, en de beperkingen voorbij.
Weken later pas drong het door dat dat voor ons betekende dat we hem voor altijd moeten missen. Geen gekke grapjes meer, geen wijze raad. Geen boeken die ik volgens hem moet lezen. Niet even bellen over de bijsluiter van een medicament. Dat besef kwam hard aan. De leegte.
Onlangs schreef een attente vriendin mij: ‘Ik wens jou je eigen papaplek. Ik zie dan in mijn verbeelding zo’n lapje grond om te spitten, te zaaien en te oogsten met een mooie (be)schutting errond.’
Daar zie ik ons nu ook, samen.
Een kostbare plek, zonder veel grote woorden, waar ik zaai en spit en oogst, terwijl hij in een zeteltje zit, een boek op zijn schoot, een beetje duttend in de herfstzon.
• Christine Van Gerven is godsdienstleerkracht en een van ‘De 12' in Kerk en Leven.