Een pelgrim van zeven jaar - Koen Vlaeminck [standpunt]
Hij vertrok op kamp, mijn zoon van zeven. Samen met hem maakte ik zijn koffer klaar. Het was een ritueel dat het louter praktische oversteeg, het was ook een moment van afstemmen.
Wat had hij nodig? Allerlei benodigdheden om op divers terrein en in onvoorspelbare weersomstandigheden te overleven, uiteraard. Een toiletzak met alles wat daarin hoort. Kledij om te sporten, te wandelen, te zwemmen en te slapen. En hoeveel onderbroeken dacht hij mee te nemen?
‘Geen’, klonk hij beslist.
Geen?
‘Ik heb er toch al één aan als ik vertrek?’
Zoals vaak bij kinderlogica viel dat niet meteen te ontkennen, behalve te argumenteren dat zijn voornemen niet echt rekening hield met de regels van de hygiëne en het gemak. Evenmin viel er iets af te dingen op zijn bijkomende argumentatie: ‘Het doet er toch niet toe wat ik allemaal meeheb? Het is belangrijker wat ik allemaal zal meemaken, en hoe ik zal terugkomen.’
Zo klonk hij als een pelgrim met heel wat kilometers op de teller, die iedereen bezweert dat niet de bestemming dan wel de tocht belangrijker is. Niet de glorieuze intrede op het plein in Compostela, maar de eindeloze kilometers daarheen, geplaveid met gedachten, ontmoetingen, herinneringen en voornemens.
Het resultaat liet zich raden: mijn zoon keerde terug met veel ongebruikte onderbroeken, maar met nog veel meer belevenissen en nieuwe vriendschappen.
Op blz 12 en 13 van dit en ook de volgende nummers wandelt of fietst een redacteur van Kerk & Leven een stukje van de Vlaamse wegen richting Compostela. Wat er in hun bagage zat, dat weet ik niet, maar feit is dat ze alle vier in de ban raakten: ‘Nauwelijks heb ik de eerste kilometer van mijn tocht aangevat of de magie van het onderweg zijn overvalt me.’